Joop Akker
Thea Ornsteins terugtreden als voorzitter leek ons een goed moment om eens een blik te werpen op haar Messiaans-Joodse stamboom. We beginnen op 20 december 1867, de dag waarop Josef Ornstein en Mina Marcusohn verblijd worden met de geboorte van een zoon, die ze Gottlieb noemen.
Gottlieb Johannes Ornstein (1867-1918, opa)
Het gezin Ornstein woont in Galatz, Jiddisch voor Galati, een stadje in Roemenië gelegen aan de Donau. De belangrijkste bron over Gottliebs jeugd is, naast de familieoverlevering, het uitgebreide verslag van de ontmoeting van een onbekende schrijver met Gottlieb, inmiddels volwassen. Hier volgen enkele gedeelten (tussen aanhalingstekens), het complete verslag vindt u in het artikel Het glazen oog
Gottlieb: “Ik ben geboren uit Joodse ouders. Ik was de jongste in het gezin, een nakomertje zoals men het wel eens noemt. Mijn vader, moeder, broers en zusters leefden voor hun genoegen, zonder ooit aan godsdienst te denken. Van God wist ik niets af.” Zelf vraagt hij zich regelmatig af wie toch die prachtige sterrenhemel en al het andere gemaakt heeft en wie alles regelt en onderhoudt. Maar niemand kan hem dat vertellen. Ouder geworden gaat hij door Europa reizen. Tenslotte komt hij in Londen. Over die periode zegt hij: "Ik peinsde en peinsde zonder dat ik een verklaring vond voor de oorsprong en het doel van het leven. Ik had geen grond om op te staan, geen land waar ik heen reisde.” Ten einde raad wil hij een eind aan zijn leven maken. Gottlieb: “Ik kocht een revolver en zocht een stille plaats op. Ik richtte het vuurwapen op mijn slaap. Maar in plaats dat de kogel door mijn slaap ging, is hij in mijn oog binnengedrongen en blijven zitten in de oogkas."
Hij overleeft het en komt in Amsterdam terecht. Van de Joodse evangelist dominee Adler krijgt hij een Bijbel. Hij begint te lezen bij Genesis: "Wat werd ik getroffen door die eerste woorden: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde.’ De vraag die hem sinds zijn kinderjaren heeft achtervolgd wordt beantwoord. “Met grote liefde ging ik verder met lezen, Genesis, Exodus, Leviticus etc.. De verhalen vond ik zo belangrijk en boeiend, de beschrijving van de dienst van mijn eigen volk, de Joden, en daarna de mooie liederen en spreuken en de profeten. Als ik even tijd had, zat ik 's avonds voor mijn opengeslagen Bijbel. De lezing in het Nieuwe Testament nam mij helemaal in beslag. Een onverklaarbare belangstelling voor Jezus kwam in mijn hart. En nadat ik zo nog enige tijd was doorgegaan met het lezen van het Nieuwe Testament besloot ik naar ds. Adler te gaan met de vraag of ik christen mocht worden.”
Op het schutblad van zijn bewaard gebleven Bijbel staat in het Duits geschreven: ‘In deze Bijbel heb ik mijn Heiland, Jezus Christus, mijn Verlosser van zonden gevonden. Gedoopt op 11 mei 1893 (Hemelvaart) door ds. A.C. Adler in de Zionskapel.’ Bij deze gelegenheid neemt Gottlieb ‘Johannes’ als tweede voornaam aan.
In 1901 trouwt hij met Teuntje van der Lee. Ze krijgen twee zoons en een dochter. De oudste zoon wordt ook Gottlieb Johannes genoemd en is de vader van Thea. In 1913 verhuist het gezin naar Rotterdam waar Gottlieb in Elim bij zendeling Jozef Zalman het boekbindvak leert. Gottlieb wordt helaas niet oud. Hij sterft op 13 november 1918 in Rotterdam, 50 jaar.
Gottlieb Johannes Ornstein (1903-1961, vader)
Thea’s vader draagt dezelfde naam als zíjn vader en wordt in 1903 geboren in Amsterdam, in de Albert Cuypstraat. In 1931 trouwt hij met Hendrika van der Lee, afkomstig uit Alphen a/d Rijn. Door zijn huwelijk gaat hij over van de Nederlands-hervormde kerk naar de christelijke gereformeerde kerken in Nederland (CGK).
In 1933 wordt hij gekozen als bestuurslid van de NVJC, de Nederlandse Vereniging van Joden-Christenen, in de plaats van Nathan Berlijn, vanwege diens geplande vertrek naar Palestina (wat uiteindelijk niet doorgaat) [1]. Later wordt hij NVJC-secretaris en eindredacteur van het maandblad ‘De Getuige’.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkt vader Ornstein bij de gemeente Rotterdam op de afdeling burgerzaken. Dat stelt hem in staat de persoonskaarten van zichzelf en van zijn gezinsleden uit de bevolkingsregistratie te verwijderen. Vlak voor de bevrijding wordt Thea geboren, op 19 april.
Van 1949 tot zijn plotselinge dood op 1 februari 1961 is hij lid van het deputaatschap voor Israël, het Israël-orgaan van de CGK. In een ‘In memoriam’ in Vrede over Israël schrijft ds. L.S. den Boer over hem: ‘Hoe intens heeft deze man gewerkt! Welk een plaats nam hij in op onze deputatenvergadering! Hoe veelzijdig was zijn arbeid, en hoe internationaal bewoog hij zich. Hoe beminde hij de beminden om der vaderen wil!’ Bij zijn begrafenis spreken ook Nederlands-hervormde, gereformeerd-synodale en Joods-christelijke theologen. Daarmee wordt bewaarheid wat hijzelf vaak zei: ‘Als Israël in het middelpunt staat vallen alle kerkmuurtjes weg.’
Herman Natkiel schrijft in het blad Hadderech het in memoriam: “Een zware slag heeft onze vereniging getroffen. Onze vriend en broeder Ornstein is geheel onverwacht uit ons midden door de Here der Heerscharen weggenomen. Wat zijn wij hem ontzettend veel dank verschuldigd. In alle stilte en bescheidenheid deed hij het vele werk. Zijn pennenvruchten in ons blad verrieden zijn grote Bijbelkennis, zijn liefde voor zijn God en zijn brandende liefde voor het volk Israël, waaruit hij zelf was voortgekomen.
Als vriend was hij een groot vriend. Toen ik in grote materiële nood verkeerde een aantal jaren geleden heeft hij van het weinige dat hij aan aardse goederen bezat mij en mijn gezin geholpen. Gevoelig als hij was kon hij niemand bij zich vandaan laten gaan zonder iets gedaan te hebben. Daarbij liet zijn humor hem nooit in de steek.”
Gottlieb Johannes Ornstein (1933-2005, broer)
Diverse lezers zullen zich Gottlieb herinneren, de oudste broer van Thea, pianospelend tijdens de Paasochtenddienst van het Paaskamp, waarna hij zich weer naar Rotterdam spoedde voor familieverplichtingen. Geboren in 1933 was hij gelijk met Hitler aan de macht gekomen zoals hij schertsend placht te zeggen.
Op diverse manieren gaat hij in de voetsporen van zijn vader na diens overlijden, eerst als redacteur van Hadderech en later ook als secretaris.
Gottlieb volgt in 1961 zijn vader ook op als Israëldeputaat. Hij zal die functie 40 jaar vervullen. Wel is er een korte onderbreking wanneer in 1967 besloten wordt dat de primus-deputaten voor Israël altijd predikant moeten zijn. Er wordt meteen een predikant benoemd in zijn plaats. Deze predikant zou gezegd hebben toen hij van zijn benoeming hoorde: ‘Als Ornstein er uit moet, wil ik er niet in’. Een jaar later wordt Gottlieb weer benoemd. Ter gelegenheid van zijn afscheid in 2000 als Israëldeputaat verschijnt er in het Israël-magazine van de CGK een interview met Gottlieb. Een van de gestelde vragen is: “Wat was voor u de drijfveer bij het werk als deputaat?”
Gottlieb: “De ‘aangeboren’ liefde voor het volk Israël. Die is me van huis uit meegegeven. Ik voel me én als Jood én als gelovige zeer betrokken bij dit volk en heb grote verwachting van de trouw van de God van Israël! Tijdens het leven van mijn vader kwamen soms de meest vreemde en boeiende bezoekers over de vloer in de Jeruzalemstraat. Een keer ging ik ’s avonds gewoon naar bed, maar lag er ’s morgens toen ik wakker werd bij mij op de slaapkamer in een reserve-bed een Poolse Jood, die alleen maar even kwam slapen en ontbijten.
(…) Ik heb ook nog een wens, en tegelijk een oproep aan de kerken: ‘Bidt voor de vrede van Jeruzalem!’”
Gottlieb overlijdt op 24 januari 2005 in Rotterdam, 71 jaar oud.
[1] In datzelfde jaar sluit de NVJC zich aan bij de IHCA, de International Hebrew Christian Alliance, die grond aangekocht heeft in de buurt van Jaffa. In een persbericht laat de NVJC weten nu actief deel te nemen aan het christen-zionisme.
Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van januari 2023