Pieter A. Siebesma 

In deze maanden van het herdenken van de gebeurtenissen van korter of langer geleden staan we stil bij het Hebreeuwse werkwoord zachar - זָכָר - dat ‘gedenken’ betekent. De opdracht om te gedenken komt regelmatig in de Bijbel voor en krijgt in het Nieuwe Testament een nieuwe dimensie (red.).

Het volk Israël is geroepen tot herinnering

Er is geen volk dat zo vaak en zo indringend wordt opgeroepen om te gedenken als het Joodse volk in de Bijbel. Dit is typerend voor Israëls godsdienst. Daarom beginnen de Tien Geboden met het volk te herinneren aan Gods verlossing uit de slavernij van Egypte. En voortdurend worden Israël en ook wij opgeroepen om Gods grote daden en de woorden die Hij gesproken heeft te vermelden en in herinnering te brengen.
In Deut. 6:10-12 roept Mozes het volk op om, als ze eenmaal in het beloofde land wonen, God niet te vergeten die hen uit de slavernij van Egypte heeft verlost en naar dit land heeft gebracht.

Het gevaar van vergeten

God weet heel goed hoe wij mensen in elkaar zitten. Vergeten doen we namelijk heel vaak. Niet alleen zijn het die dingen, die ons niet goed uitkomen of waar we niet aan willen, maar ook wat God voor ons in het verleden heeft gedaan. Vandaar dat in Deuteronomium, de toespraak van Mozes aan het volk, zo vaak het Hebreeuwse werkwoord voor ‘vergeten’ (sjakach, שקח) en voor ‘gedenken’ of ’herinneren’ (zachar) voorkomt.

Gedenken begint thuis

Ten tijde van de uittocht uit Egypte waren er nog geen agenda’s en ook geen lagere scholen. Vandaar dat God bij monde van Mozes in Deut. 6:6-7 gebiedt: “Deze woorden, die ik u heden gebied, moeten in uw hart[1] zijn. U moet ze uw kinderen inprenten en erover spreken, als u in uw huis zit en als u over de weg gaat, als u neerligt en als u opstaat.”

Het is de taak van ouders om hun kinderen steeds opnieuw te vertellen over de grote daden van God en Zijn woorden in herinnering te roepen.

Herinneren gaat gepaard met daden

Anders dan in het Nederlands is het werkwoord ‘herinneren’ (zachar) niet alleen iets van het innerlijk, maar dient het met daden gepaard te gaan. In Ex. 20:8 wordt het Joodse volk opgeroepen: “Gedenk (zachar) de sabbatdag, dat u die heiligt.” Door zich actief aan de sjabbat te houden, laat men zien dat ook God rustte nadat Hij alles geschapen had.

Ook in Ps. 22:28 zien we dat gedenken met daden verbonden is: “Alle einden van de aarde zullen het gedenken (zachar) en zich tot de HEERE bekeren.”

Drie manieren van herinneren

Naast het onderrichten van de kinderen, noemt Deuteronomium drie belangrijke manieren om te herinneren.

Door zichtbare tekens In de eerste plaats is dat door het voor iedereen zichtbaar opschrijven van wat God heeft gezegd en gedaan. Deut. 6:8-9 gebiedt: “U zult het tot een teken op uw hand binden en het zal u een voorhoofdband tussen uw ogen zijn, en u zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten.” Hoe men ten tijde van het Oude Testament aan deze opdracht voldeed, is niet duidelijk. Maar het werd wel zó gedaan dat iedere Israëliet voortdurend werd herinnerd aan de woorden en daden van God.

Door gesproken getuigenis In de tweede plaats moet men gedenken door het opzeggen of reciteren van wat God in het verleden heeft gedaan. Wanneer de Israëlieten de eerstelingen van de oogst bij de priester brachten, dan ging dat gepaard met een getuigenis: “Een zwervende Arameeër was mijn vader”, en dan volgt een beschrijving van de geschiedenis van Israël (Deut. 26:1-11).

Door het vieren van feesten In de derde plaats door het vieren van de feesten en de gedenkdagen. Wanneer Israël haar feesten viert, herdenkt men de grote daden van God in het verleden en beleeft men telkens wat God voor hen in het verleden heeft gedaan en nog steeds doet!

“Doe dit tot mijn gedachtenis”

(Lukas 22:20; 1 Cor. 11:25)

Het belangrijkste heilsfeit in het Nieuwe Testament is de dood en de opstanding van Jezus. Wanneer we dat gedenken tijdens het avondmaal, bij het breken van brood en het drinken van wijn, ervaren we opnieuw wat de Messias voor ons heeft gedaan.

[1] Het hart is de plek waar het geheugen zich volgens het oude Israël bevond, zie ook Deut. 4:9, Psalm 77:6.

 Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van mei 2025