Inleiding
Op 24 oktober 1928 werd de Nederlandsche Vereniging van Joden-Christenen (NVJC) opgericht. Dat gebeurde tijdens een in Utrecht gehouden vergadering waarin 31 Joodse en 6 niet-Joodse christenen stemden voor de oprichting van een vereniging waarin het stemrecht uitsluitend voor christen-Joden zou zijn. Het slot van de notulen van deze vergadering luidt als volgt: ‘Aan het einde der voorbereidende werkzaamheden past het ons, onze ootmoedige dank aan God uit te spreken. Hij heeft ons door Zijn Heilige Geest geleid, gesterkt en wijsheid gegeven ... Het is ons aller geloof dat de Heere Zijn werk in het leven zal houden, zolang als het Hem behaagt.’
Doelstellingen
De doelstellingen van de vereniging, die in de loop der jaren nauwelijks veranderd zijn, werden vastgelegd in de statuten:
‘De vereeniging stelt zich ten doel:
- de Joden-Christenen in Nederland samen te brengen, om den band der gemeenschap met den Heere Jezus, als hun Messias en Zaligmaker, te versterken en den onderlingen band te bevorderen
- om te getuigen van de vernieuwende kracht, die er voor het Jodendom uitgaat van het geloof in Jezus Christus, den Messias, den Zoon Gods, den Koning der Joden
- om bij de Christenen, Joodsche zoowel als niet Joodsche, het besef te versterken van de bijzondere plaats, welke Israël blijft innemen in de bedeeling des heils en van de daaruit voortkomende roeping jegens den Jood, en eindelijk
- om de verbinding met de Joden-Christenen in het buitenland te onderhouden.’
De belangrijkste wijziging die de statuten in de loop der jaren hebben ondergaan is dat de term ‘Joden-Christenen’ vervangen werd door ‘Jesjoe’a hammasjiach belijdende Joden’. Maar daarover later meer.
Geschiedenis
Onder leiding van de arts Dr. J. Zalman, zoon van een bekend zendeling onder de Joden, ontplooide de pas opgerichte vereniging tal van activiteiten. Zij belegde samenkomsten en gaf een blad uit, ‘de Getuige’. Ze sloot zich aan bij de International Hebrew Christian Alliance, hetgeen niet zonder slag of stoot ging aangezien de voorzitter ervan Vrijmetselaar was. De in Nederland levende christen-Joden reageerden verschillend op de vereniging. Een aantal van hen was enthousiast, zoals heilsofficier P.W. Cohen die in de vereniging een mogelijkheid zag om uiting aan zijn Jood-zijn te geven. Anderen hadden geen enkele behoefte aan het lidmaatschap van een Joodse vereniging, of waren bang dat de vereniging een kerk zou worden zoals de bekende professor Ph. Kohnstamm. Eén van de doelstellingen van de vereniging was volgens de statuten ‘het getuigen van de vernieuwende kracht die er voor het Jodendom uitgaat van het geloof in Jezus Christus, den Messias, den Zoon Gods, den Koning der Joden.’ En het middel om dit doel te bereiken was blijkens dezelfde statuten: ‘het opstellen van geschriften ter verspreiding onder de Joden.’ In de praktijk echter bleek een direct contact met hun mede-Joden nauwelijks tot stand te komen, zodat men zich meer ging richten op de niet-Joodse medegelovigen. Zo richtte men in 1933 een verzoek tot de synode der Nederlandse Hervormde Kerk om een speciale zondag te bestemmen voor de bespreking van ‘het Joodsche probleem’. Helaas werd dit verzoek niet ingewilligd ‘ofschoon de synode ervan overtuigd is dat het de roeping der gemeente is aandacht te wijden aan en voorbede te doen voor Israël.’ In 1933 nam de International Hebrew Christian Alliance het initiatief om een Joods-christelijke kibboets in het toenmalige Palestina op te richten. Het was de Rotterdamse Nathan Berlijn die uitgekozen werd om deze kibboets te leiden. Daartoe moest hij eerst het vak van boer leren. Het benodigde geld werd bijeengebracht door de leden en vrienden van de vereniging. Helaas strandde dit initiatief omdat de Arabische grondbezitters onder druk van hun volksgenoten de benodigde grond niet aan Joden wilden verkopen. In 1941 werd de vereniging op last van de Duitsers verboden. Haar leden moesten onderduiken of werden gevangen genomen en overgebracht naar kamp Westerbork, waar zij samen met andere Joodse christenen verbleven in de zogenaamde gedooptenbarak. Vandaar werden ze weggevoerd naar het concentratiekamp Theresienstadt waar ongeveer de helft van hen de oorlog overleefde. De anderen werden gedeporteerd naar het vernietigingskamp Auschwitz en daar omgebracht. Ofschoon de vereniging officieel ontbonden was, waren er diverse plaatsen in Nederland waar Joodse christenen, voor zover zij niet opgepakt waren, actief bleven. Zo waren er o.a. in Rotterdam en Soest groepjes die voorbede deden voor de gedeporteerden en pakketjes klaarmaakten om naar de kampen te versturen.
Na de oorlog
Na de oorlog waren er aanvankelijk twee verenigingen van Joodse christenen die in het begin van elkaars bestaan niet afwisten. De oude NVJC en een vereniging van jonge Joden die tijdens de oorlog tot de overtuiging gekomen waren dat Jezus de beloofde Messias was. De laatst genoemde was in december 1945 opgericht en heette Hadderech hetgeen betekent ‘de Weg’. Omdat beide verenigingen feitelijk hetzelfde nastreefden kwam het in 1947 tot een fusie. De nieuwe vereniging bleef NVJC –Nederlandse Vereniging van Joodse Christenen- heten en de naam van het verenigingsblad werd van ‘de Getuige’ veranderd in ‘Hadderech’. Ook in de periode na de oorlog trachtte de NVJC een Joods-christelijke kibboets op te richten. Men had een stuk grond op het oog dat voor veel geld van een druzensjeik gekocht kon worden. Het briefpapier was zelfs al klaar. Dit keer was het de kerk die roet in het eten gooide en de grond kocht om er de bekende kibboets Nes Ammim neer te zetten. Wrang was dat de statuten van Nes Ammim bepaalden dat er zich geen christen-Joden mochten vestigen! Maar uiteindelijk kwam het er toch van. Een aantal jaren later werd door autochtone Israëli’s een Joods-christelijke nederzetting gesticht: de mosjav ‘Jad Hasjmonah’.
‘Christen-Joden’ versus ‘Messiasbelijdende Joden’
In het voorgaande werd regelmatig de term ‘Christen-Joden’ in plaats van het tegenwoordig in zwang zijnde ‘Messiasbelijdende Joden’ gebruikt. U vraagt zich misschien af wat de reden hiervan is. De term ‘Christen-Joden’ stamt feitelijk uit de periode voor de tweede wereldoorlog. De toenmalige leden van de vereniging identificeerden zich toen veel meer met het christendom dan heden het geval is. Het bestaan van een Joodse staat heeft waarschijnlijk veel bijgedragen aan het feit dat Christen-Joden’ zich in de jaren na de oorlog steeds meer in de eerste plaats Joods zijn gaan voelen. In Nederland leidde dit in 1969 tot een statutenwijziging waarbij de naam Nederlandse Vereniging van Joden-christenen gewijzigd werd in Hadderech, Nederlandse Vereniging van Jesjoea hammasjiach belijdende Joden.
De belangrijkste activiteiten
De belangrijkste activiteit van de vereniging is het uitgeven van een maandblad met artikelen geschreven door Messiasbelijdende Joden in binnen- en buitenland en door niet-Joodse auteurs die onze opvattingen delen. Het bevat theologische artikelen, artikelen over de staat Israël en verenigingsnieuws. De vereniging ontvangt van de lezers van het blad regelmatig giften voor allerlei goede doelen in Israël. Soms worden bepaalde doelen onder de aandacht van de lezers gebracht zoals enkele jaren geleden het noodlijdende Bikkoer Choliem ziekenhuis in Jeruzalem. Twee keer per jaar komen we bij elkaar. Eén keer voor onze jaarlijkse ledenvergadering en één keer rond Pasen. Behalve het lijden en de opstanding van onze Messias gedenken we dan ook de uittocht uit Egypte tijdens een seiderviering waarbij uitgegaan wordt van een eigen haggada met zowel joodse als joods-christelijke elementen.
Hadderech en de in Nederland levende Messiasbelijdende joden
Volgens het in 2000 gehouden onderzoek naar de joden in Nederland zijn er in Nederland naar schatting 800 joden die zich bij een christelijke kerk aangesloten hebben. Het overgrote deel van hen is geen lid van Hadderech. Dit kan komen doordat men ons niet kent of doordat men er geen behoefte heeft zich als jood te profileren. Momenteel zijn we een website aan het ontwikkelen waardoor men ons in elk geval gemakkelijker zal kunnen vinden.
Verhouding van de Messiasbelijdende Joden tot de synagoge
De relatie tussen de synagoge en de Messiasbelijdende joden is vanaf het begin zeer moeizaam geweest. In het Bijbelboek Handelingen is dit al te lezen. Velen in de synagoge gaan er zelfs van uit dat Messiasbelijdende joden helemaal geen joden zijn. Deze vijandigheid vinden we uiteraard erg verdrietig hoewel we het ook kunnen begrijpen. Sterker nog: De Messias heeft deze vijandschap al aangekondigd als onlosmakelijk verbonden met het geloof in Hem. We zien dan ook uit naar de dag dat geheel ons volk in Jesjoea de Messias zal zien. In de eerste plaats natuurlijk vanwege de rijkdom die dit geloof voor hen met zich mee zal brengen.
Verhouding van de Messiasbelijdende Joden tot de Kerk
De Messiasbelijdende Joden hebben het in de kerken en groepen waar zij toe behoren vaak moeilijk, omdat zij zich in veel gevallen als Joden niet begrepen en soms zelfs niet welkom voelen. De wijze waarop zij de Bijbel lezen –als hun eigen geschiedenisboek- hun verbondenheid met de staat Israël, hun vaak levendige toekomstverwachting, hun wijze van omgaan met de bijbelse profetieën en de plaats die zij daarin aan het joodse volk toekennen, in al deze zaken voelen zij zich niet herkend, laat staan erkend door hun medegelovigen. Het is daarom begrijpelijk dat er Messiasbelijdende Joden zijn die hun toevlucht nemen tot Messiaanse gemeenten, of die met hun geloof onderduiken in de synagoge of –en dat is misschien wel het allerergst- hun joods voor hun christelijke omgeving willen verbergen en zo met zichzelf in de knoop komen. Hadderech ziet het in elk geval als haar taak om al deze mensen een geestelijk thuis te bieden zodat ze hun joods zijn voluit kunnen beleven en tegelijk de overtuiging dat Jesjoe’a de Messias is kunnen vasthouden.
Messiaans-Joodse theologie
Ofschoon er, voor zover mij bekend, geen officiële Messiaans-Joodse theologie bestaat hebben hedendaagse Messiasbelijdende Joden gemeen dat zij in het algemeen de Bijbel als Gods Woord zien en niet als het spreken van de mens over God, zoals in de moderne theologie het geval is. Ook voelen zij zich meestal zeer verbonden met Israël en het Joodse volk en zijn zij overtuigd van de bijzondere plaats welke het gehele Joodse volk nog steeds in Gods heilsplan inneemt. Verschil van mening bestaat over nut en noodzaak van het naleven van de Torah. De groep die het meest aan de weg timmert bestaat uit hen die vinden dat Messiasbelijdende Joden de Torah dienen te houden en wel op traditioneel-Joodse wijze. Omdat de christelijke kerken en groepen hierover doorgaans een andere mening hebben, hebben deze Messiasbelijdende Joden Messiaanse synagogen opgericht. Hadderech staat uiteraard ook open voor deze mensen en een behoorlijk aantal van hen is bij ons lid. Het bestuur van Hadderech is echter op het punt van het naleven van de Torah een andere mening toegedaan, welke goed samengevat kan worden met een uitspraak van de apostel Paulus: ‘de wet doet zonde kennen.’ Daardoor propageert zij het zich houden aan de Torah niet, maar stelt veel meer dat de mens niet in staat is de Torah te houden en dat hij dus een redder nodig heeft. Voor een uitvoerige bijbels-theologische onderbouwing van dit standpunt verwijs ik u naar een artikel van de hand van onze vroegere voorzitter mevrouw Eberlé, getiteld: De kern van het jodendom.
Tot Slot
Hopelijk hebben we in alles wat er gezegd is niet de indruk bij u gewekt dat Messiasbelijdende Joden zielig zijn, miskend en genegeerd als ze zijn door zowel synagoge als kerk. Niets is minder waar. Onze moeiten wegen niet op tegen de rijkdom die wij van de Here God ontvangen hebben. Het feit dat wij mogen zien dat Jesjoe’a de Messias is en dat hij ons met God heeft verzoend. Het feit dat we ons eigen bestaan zowel als het bestaan van de staat Israël mogen zien als bewijzen van Gods trouw aan het joodse volk en als voortekenen van het geestelijk herstel van het joodse volk en –om een woord van de apostel Petrus te gebruiken- de weder-oprichting van alle dingen. Het feit dat we vrij van de Wet mogen leven en dat God de Heilige Geest heeft beschikt die ons dagelijks wil leiden en voortdurend bemoedigt. Het feit dat we als leden van Hadderech elkaar mogen hebben, dat er een vereniging is waar we Joods mogen zijn en waar we door onze niet-Joodse sympathiserende leden als zodanig erkend worden. Dit alles maakt dat we rijke mensen zijn.
Lees meer: Interview uit Israël actueel