Joop Akker
De Tweede Wereldoorlog heeft Joden en vele anderen niet alleen tot slachtoffer gemaakt, maar regelmatig ook tot helden. Dat geldt evenzeer voor Joodse christenen.
In Nederland waren het bijvoorbeeld de predikanten Johannes Rottenberg en Jozef Cohen die zich verzetten tegen de bezetter. Minder bekend is het verhaal van Elisabeth Bergen.
Elisabeth werd in 1905 in Suriname geboren als kleindochter van een Joodse plantage-eigenaar en zijn zwarte huishoudster en een Joodse moeder. Ze wordt al jong wees. Nadat ze haar opleidingen voor onderwijzeres en verpleegster heeft voltooid, gaat ze naar Nederland. In Amsterdam werkt ze als verpleegster en trouwt met een weduwnaar. Kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wordt ze zelf weduwe. Tijdens de oorlog werkt ze mee aan het verzet en verbergt acht Joodse onderduikers in haar woning aan de Harmoniehof. Drie van hen waren jonge kinderen. In een kast tussen de schuifdeuren wordt een vluchtweg gemaakt naar een ruimte tussen de vloer en het plafond van het benedenhuis.
Na in 1944 te zijn verraden komt ze via kamp Vught en vrouwenkamp Ravensbrück terecht in Dachau, waar ze in de ziekenboeg werkt maar zelf medische experimenten moet ondergaan. Dankzij een SS’er overleeft ze. Vijf onderduikers overleven de oorlog niet; de jongste is negen maanden oud.
Na de oorlog wil ze niets meer met haar Joodse identiteit te maken hebben. Pas 45 jaar later vertelt ze op La Palma haar indrukwekkende levensverhaal aan een nicht, een jaar voor haar dood. Op 4 oktober 1983 overlijdt ze in Amsterdam.
Bronnen: Tante Bettina vertelt, Michal M. Bergen (2009), uitg. Mi’akeev en diverse websites.
Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van mei 2023