Gottlieb Johannes Ornstein

Over de vraag of wij de Joodse feesten, al of niet in gewijzigde vorm, kunnen en willen meevieren wordt verschillend gedacht. Het is niet de bedoeling hier thans nader op in te gaan. Maar ook al laten we dit onbesproken, kunnen we toch min of meer onder hun bekoring komen. Vooral als we de moeite nemen ons de rituele handelingen in te denken die eraan verbonden zijn; of misschien die in onze herinnering terug te roepen, indien we vroeger daaraan persoonlijk hebben deelgenomen.

 

Tot die laatste groep behoor ik niet, en desondanks lees ik maar al te graag de beschrijving van de diverse feest-, vasten-, en treurdagen waarin het godsdienstig leven van onze Joodse broeders en zusters zijn hoogte-, en dieptepunten beleeft. Een confrontatie met de uitingen van vreugde of droefheid, al naar de gelegenheid van het te herdenken feit, leidt gemakkelijk tot de teleurstellende conclusie dat de christelijke gemeente deze dingen niet kent, noch verstaat.

Vanzelfsprekend speelt hierbij het verschil tussen de oosterse en westerse mentaliteit een niet te onderschatten rol. Daarnaast zijn Israël en de kerk in de loop der eeuwen, door velerlei oorzaken, ver van elkaar komen te staan. Terwijl anderzijds bij onze Joodse broeders ook niet alles voor ‘feu sacré’, waarachtige geestdrift, mag worden aangezien. En een imitatie van de uiterlijke vormen zoals deze bijvoorbeeld in de sjoel te vinden zijn, zou voor de kerk geen aanwinst betekenen.

Maar om op Simchat Thora terug te komen. De viering hiervan heeft althans dit voordeel dat de gemeente eens per jaar wordt herinnerd aan het machtige feit dat Israël zijn Thora bezit. Al is ook hier overvloedig plaats voor sleur en verstarring, waaraan het inderdaad wel niet zal ontbreken. Is er in de christelijke gemeente of in het gezin wel een vreugde over het bezit van de Bijbel? Niet met Oosterse extase, of omdat zojuist de lezing van de Pentateuch werd beëindigd. Onze gewoonten wijken nu eenmaal sterk af. Maar is er daarom minder reden om ons steeds weer te bezinnen op de grote rijkdom die ons in de Woorden Gods, weleer aan Israël toevertrouwd (Rom. 3:2), werd geschonken? Luther moet eens gezegd hebben: “Als de zon eens per jaar zou schijnen maakte men die dag tot een grote feestdag en alle mensen zouden God ervoor loven. Maar nu Hij ons elke dag in haar licht doet delen, dankt niemand Hem daarvoor.”

In diezelfde lijn kan worden gezegd dat het dagelijks lezen en het geregeld beluisteren in kerk en kring van de Bijbel ons zo gewoon is geworden dat wij ons nauwelijks realiseren welke grote waarde deze geschreven Godsopenbaring voor ons heeft. Zo zijn wij ver verwijderd geraakt van de oprechte Simchat Thora, de vreugde om de leer. En dat terwijl de Bijbel voor ons niet eindigt bij Maleachi 4, maar wij tevens het Sefer Hammasjiach bezitten. Laten wij door het feest van de Thora ons deze zaken opnieuw onder het oog brengen, dan zullen we onafhankelijk van de Joodse kalender, en na de lezing van elk willekeurig hoofdstuk, weer van harte kunnen instemmen met de dichter op de schone lofzegging op de Thora: “Aan alles, hoe volkomen ook, heb ik een einde gezien. Maar uw leer is onbegrensd (Ps. 119:96).”

De schrijver is de vader van onze voorzitter.

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van oktober 2019