Pieter A. Siebesma
In het vorige artikel ben ik vooral ingegaan op de situatie van de Joodse christenen in het westelijk gedeelte van het Romeinse Rijk. Voor de Joodse gelovigen in Israël, Syrië en Irak zijn we met name aangewezen op de in het Aramees en Hebreeuws geschreven rabbijnse literatuur uit die tijd, zoals de Talmoed.
In de Babylonische Talmoed treffen we een aantal verwijzingen aan naar Jezus en naar zijn Joodse volgelingen. De Babylonische Talmoed stamt uit de vierde en de vijfde eeuw en bestaat uit de Misjna als basis en de commentaren daarop, die Gemara wordt genoemd. In feite bestaan er twee Talmoeds, een samengesteld in Palestina (de Jeruzalemse of Palestijnse Talmoed) en een samengesteld in Irak (de Babylonische Talmoed).
Pieter A. Siebesma
Over de Joodse christenen in het Romeinse Rijk in de tweede en derde eeuw weten we minder af dan over die in het land van Israël. Er zijn interessante studies verschenen, waarin men probeert te berekenen hoe groot het aandeel van de Joodse christenen binnen de kerk was. Volgens één opvatting waren er in het jaar 250 in het Romeinse Rijk ongeveer een miljoen christenen. Van hen zou tien procent (100.000) van Joodse komaf zijn geweest. Dat lijkt veel, maar ze vormden op het totaal van de vijf miljoen Joden een kleine minderheid (2%). Opmerkelijk is dat ook vandaag de dag het aantal Joodse christenen op 1 á 2 % van de totale Joodse bevolking wordt geschat.
dr. P.A. Siebesma
Onlangs las ik het boek van Bryan Mark Rigg, hoogleraar militaire geschiedenis, ‘The Rabbi Saved by Hitler’s Soldiers’. Hierin wordt verteld hoe Duitse Abwehrsoldaten de Lubavitcher Rebbe, Joseph Isaac Schneersohn uit bezet Europa redden. Deze was de voorganger en schoonvader van de zevende en laatste Lubavitcher rebbe, Menachem Mendel Schneerson (1902-1994).
Dr. Pieter A. Siebesma
De belangrijkste bron voor onze kennis van de Joodse gelovigen in de verstrooiing 2000 jaar geleden is het Nieuwe Testament zelf. In de Handelingen van de apostelen lezen we uitvoerig over de zendingsreizen van Paulus, die in tegenstelling tot de apostel Petrus (Gal. 2:7,8) weliswaar geroepen was om onder de heidenen te werken, maar bij wie we toch veel Joodse christenen tegenkomen.
Dr. Pieter A. Siebesma
Messiasbelijdende Joden hebben vaak een sterke Joodse identiteit. Deze identiteit is meestal niet gebaseerd op de orthodox-joodse godsdienst, maar uit zich op andere terreinen. In het vorige artikel werd het aspect “Israël en Zionisme” besproken aan de hand van de levens van Sophie van Leer en David Baron. Nu wil ik een ander ervaringsgebied noemen, dat ook door Prof. Dr. I. B. H. Abram (“Joodse identiteit”, Kampen 1993) wordt verbonden aan de Joodse identiteit: het antisemitisme.
Dr. Pieter A. Siebesma
Wat houdt een Joodse identiteit in? Is dat wanneer je orthodox-joods bent en je aan alle regels van de Halacha houdt? Als dat zo is, dan zou de meerderheid van Joden wereldwijd geen Joodse identiteit hebben? En dan zouden Messiasbelijdende Joden dat evenmin hebben. Maar de realiteit is anders. Messiasbelijdende Joden (zie alleen al de naam) hebben meestal een sterke Joodse identiteit. Ook bij hen is dat meestal niet gebaseerd op de orthodox-joodse godsdienst, maar uit het zich op andere terreinen.
Prof. Dr. I. B. H. Abram (zie “Joodse identiteit”, Kampen 1993) verbindt aan de Joodse identiteit vijf ervaringsgebieden. Een daarvan is “Israël en Zionisme”. Dat zie je terug bij veel Messiasbelijdende joden. Ik wil dat illustreren aan de hand van twee voorbeelden.
Sophie van Leer (1892-1953) groeide op in een traditioneel en warm Joods gezin in Nijmegen. Omdat ze als klein meisje dacht dat God alleen Hebreeuws verstond, leerde ze heel goed Hebreeuws.
Aanvankelijk was Rottenberg lid van de NVJC, de Nederlandse Vereniging van Joden Christenen, de vooroorlogse voorloper van Hadderech. Hij vond een dergelijke vereniging wenselijk. In de Elimbode van januari 1935 noemde hij hiervoor drie redenen. Deze zijn ook vandaag nog geldig.
Dr. Gershon Nerel
De eerlijkheid gebied te zeggen dat niet alle Joodse discipelen van Jesjoea aanhangers zijn of waren van de Zionistische visie om in onze dagen het Joodse thuisland in het land Israël te herbouwen.
Nachum Levison, een vooraanstaande Messiasbelijdende Jood voor de Tweede Wereldoorlog, bepleitte bijvoorbeeld de vestiging van de Joden in Mesopotamië. De journalist Abram Poljak, in 1935 nog enthousiast afgereisd naar het toenmalige Palestina om daar een Joods-christelijk persagentschap te vestigen onder het motto: “Het is een Joodse plicht Zionist te zijn”, keerde in 1940 terug naar Europa. Hij was teleurgesteld in de Zionistische leiders die “de Arabieren onderwaardeerden en verzuimden met hen tot een vergelijk te komen in een broederlijke geest.”
Pieter Siebesma
Nederland krijgt eindelijk een tastbaar gedenkteken waar de 102.000 Joden en 220 Sinti en Roma zowel individueel als collectief kunnen worden herdacht. De beoogde locatie is de Weesperstraat in Amsterdam die voor de Tweede Wereldoorlog nagenoeg voor 100 procent door Joden bewoond werd.
Omdat over het lot van de Joodse christenen tijdens de Holocaust weinig bekend is, vroeg het bestuur van Hadderech WO-II-deskundige Pieter Siebesma een korte beschrijving te geven van een aantal van hen.
Dr. Gershon Nerel
Het zal u niet ontgaan zijn dat de staat Israël dit jaar 70 jaar bestaat. De komende maanden willen we in dit blad nagaan hoe Messiasbelijdende Joden vroeger en nu tegen deze staat aankeken.
Pagina 3 van 4