Thea Ornstein
Op weg naar Pesach en Pasen lezen we in het evangelie drie keer dat de Messias weende: Tranen over een gestorven vriend, tranen over Jeruzalem en tranen in de hof van Gethsemane (Hebr. 5:7). Slechts een keer lezen we dat de Messias heeft gezongen – na de viering van wat door velen ‘het laatste Avondmaal’ genoemd wordt.
Maar het was het eerste Avondmaal. De Messias zong het groot Hallel – Ps. 115-118. Petrus zong ook mee: “De Getrouwe is met mij, ik zal niet vrezen. Wat zal een nietig mens mij doen?” Toen kwam er een nietig mens. Een dienstmeisje.
Bij het zingen van de lofzang was voor het besef van de Messias en de zijnen de Goede Vrijdag reeds begonnen. De dag begint immers bij zonsondergang. De Messias zingt over zichzelf. Hoe aangrijpend. Vóór zijn gevangenneming zingt Hij een bevrijdingslied, en vlak voor zijn dood een levenslied. De beker der dankzegging was rondgegaan, de Schrift zou in vervulling gaan: Hij zou zijn leven voor ons uitgieten in de dood! Hij zou de beker van het lijden drinken tot op de bodem. Ondanks dat hij weet wat hem te wachten staat, heft Hij de lofzang aan. En wij weten welke de laatste woorden zijn die de Messias heeft gezongen:
Looft de Getrouwe, want Hij is goed, ja zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
Iets om onze adem bij in te houden, bij zo’n geloof, zo’n hoop en zulke liefde. Hij leert ons zingen, een lied in de nacht!
Binnenkort mogen ook wij, op Goede Vrijdag, de Seder vieren met elkaar. Hoe mooi dat dit samenvalt dit jaar met Pesach. We wensen elkaar een goede voorbereiding op dit bijzondere gebeuren!
Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van april 2019