Huib de Vries
Harry Rosier (85) was al hoog en breed volwassen toen hij hoorde dat zijn vader Joods was. Zijn moeder werd vanuit het wezendorp Neerbosch bij Nijmegen als kinderverzorgster in een Joods gezin in Leiden geplaatst. Daar werd ze in 1934 bezwangerd door de heer des huizes. “Hij hield de boot af; mijn moeder kwam op straat te staan.”
Harry groeide op bij een tante in de Haarlemmermeer. De oorlogsjaren bracht hij deels door op een onderduikadres. Na de oorlog trad zijn moeder in het huwelijk met ‘vader Jacob’.
“Daar kreeg ik een goede band mee. Over mijn biologische vader wilde mijn moeder niets kwijt. Het was door vragen van mijn kinderen dat ik op zoek ben gegaan naar mijn roots.” Een dochter van de tante in de Haarlemmermeer wist hem te vertellen hoe zijn vader heette. De speurtocht leidde uiteindelijk naar Amiran in Israël. “Dat is de zoon van mijn halfbroer Salomon Benjamin. Hij was dolgelukkig toen ik contact legde; ik was zijn enig overgebleven familielid.”
De inwoner van Soest, lid van een evangelische gemeente, had al een warm hart voor het Joodse volk. Dat werd nog sterker toen hij ging beseffen dat hij Joods bloed heeft. Hij schafte zelfs een keppeltje aan en hing een mezoeza aan de deurpost. “Op een gegeven moment dacht ik: waar ben je mee bezig? Ik voel me in de eerste plaats christen: een kind van God door de Heere Jezus, daarna Nederlander, dan pas Jood.”
Wel werd ‘shalom’ zijn vaste groet, sloot hij zich aan bij Hadderech en gingen de oudtestamentische profetieën veel meer voor hem leven. “Door de ontdekking dat ik tot Gods oude volk hoor, neem ik ze veel letterlijker dan vroeger. Het stoort me zeer als zelfs in deze tijd, waarin we de profetieën over Israël zien uitkomen, het Joodse volk geen plaats heeft in de prediking.”
Tegelijk is hij beducht voor een overwaardering van Joodse riten. “Bij een deel van de Joodse christenen proef ik iets wettisch. De Joodse feestdagen en gebruiken spelen soms een wel érg belangrijke rol. Het gaat mij om de Heere Jezus, Hem wil ik volgen. Wat dat betreft ben ik echt een Messiasbelijdende Jood. Daarom ga ik niet naar Messiaanse gemeenten, waar ze Joodje spelen ten koste van Zijn naam en werk. Dat vind ik verschrikkelijk.”
Met Amiram moet hij niet over zijn geloof beginnen. Die wil niet praten over politiek en al helemaal niet over religie. Zijn dochter Efrat is opener. “Het is ons dagelijks gebed dat de familie in Israël de Heere Jezus zal ontmoeten. Dat willen we ook in de kerk horen: het gebed om de vrede voor Jeruzalem. Ja, dat mis ik heel erg. Gelukkig wordt bij ons wel oprecht en helder de Heere Jezus gepredikt.”
Met toestemming overgenomen uit RD-magazine.
Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van februari 2020