Marjorie W. Eberlé-Gotlib

Op 8 oktober herdenken we de sterfdag in 2009 van Marjorie Eberlé, onze vroegere voorzitter. Ter gelegenheid daarvan plaatsen we onderstaand haar gedachten bij de Jamim Noraim, de tien ‘ontzagwekkende dagen’ die beginnen met Rosj Hasjana, dit jaar 2-4 oktober, en eindigen met Jom Kippoer, dit jaar 11-12 oktober (red.).

De gebeden van de Jamim Noraim

Rosj Hasjana, joods nieuwjaar, is de verjaardag van de wereld. Zoals ons volk het viert, is het een langdurige godsdienstoefening in de synagoge. De ongeveer vijf uur die ermee gemoeid zijn, worden gebruikt om God op allerlei manieren om vergeving te vragen. Dit gebeurt dringend, met een smekend ritme en een eigenaardige klank. Maar, hopend op Gods vergeving, moet men eerst met de medemens verzoend zijn. Daarvoor worden de Jamim Noraim gebruikt, tot de vooravond van Jom Kippoer.
Op elke van deze negen tesjoewa-dagen, dagen van omkeer, wordt het awienoe malkenoe gebeden na het sjemone esre, het achttiengebed. “Onze Vader, onze Koning” zijn de eerste woorden van elke zin waarin zonden worden beleden en gebeden wordt om de vergroting van de kracht die van Gods Masjiach uitgaat. Gevraagd wordt om vernieuwing van goede besluiten, het teniet doen van de gedachten van onze haters en de verijdeling van de beraadslaging van onze vijanden.
Inschrijving wordt gevraagd in het boek des levens, ook genoemd het boek van de gedachtenis, van de verdienste, van de voeding en van de verzorging. Vandaar dat we elkaar met Rosj Hasjana kaarten sturen met de wens ʽlesjana tova tikateevoeʼ, ʽmoge u ingeschreven worden tot een goed jaarʼ.
Aan het eind van elke dienst wordt het aleenoe-gebed gebeden waarbij bij uitzondering wordt geknield. De beginwoorden zijn: “Het is onze taak te prijzen de Heer van het heelal, die vanaf het begin de Schepper der wereld is”.

Het sjofarblazen

Vóór het sjofarblazen op Rosj Hasjana wordt Psalm 47 gezegd, waarna de baäl tekoa (lett.: de heer van het laten klinken) de tekia, de wachtroep, de sjewariem, de zangroep, en de teroea, de jubelroep, laat klinken. De sjofar, de ramshoorn, is een primitief instrument; zijn klanken zijn tonen uit de oertijd, toen Mozes en het volk bij de Sinaï stonden (Ex.19:18 en 19), maar ze herinneren ons ook aan het einde der tijden.
Gaon Saädja noemt als één van de tien redenen waarom sjofar geblazen wordt: “In plaats van Izaäk, die Abraham bereid was te offeren, moest hij een ram brengen. De sjofar, een ramshoorn, moet ons eraan herinneren dat Abraham bereid was het meest dierbare aan God te geven.
De sjofar, de grote bazuin, zal ook klinken bij de komst van de Masjiach, naar wiens komst wij uitzien. Vroeger werd het jubeljaar met het blazen van de ramshoorn begonnen. Wanneer wij ook eens gelost worden en verzameld van alle einden der aarde, zal de grote sjofar weer klinken. Dan zullen de graven zich openen en de doden opstaan. Aan deze opstanding der doden herinnert de sjofar ons.” Tot zover Gaon Saädja, een Joods geleerde die in Babylonië leefde van 882-942.
Ook Paulus heeft ons daarover verteld in 1 Cor. 15:52: “Allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin. Want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden.”

Jom Kippoer

Voor Jom Kippoer kleden de mannen zich in hun doodshemd met daarover de tallit, de gebedsmantel, een wijd vierkant kleed met gedenkkwasten aan de vier hoeken. Numeri 15:37-40 schrijft ze voor; daarom droeg Jezus ze ook. - Matthëus 14:36
Bij de aanvang van de Jom Kippoerdienst wordt het Aramese ʽkol nidreʼ-gebed gezongen. Het is het belangrijkste en langste van alle avonddiensten. Alle lichten en kaarsen in de synagoge stralen en op slofjes staande vraagt men God ons te ontslaan van alle geloften; dat betekent ‘kol nidre’ namelijk. De zwaarmoedige, overbekende muziek van het gebed geeft aan dat ons hart zwaar is als we rekenschap voor God afleggen.
Eens, toen de tempel nog in Jeruzalem stond, was het hoogtepunt van die dag het wegzenden van de zondebok en het verrichten van de verzoeningsdienst door de hogepriester in het heilige der heiligen. Dat alles is nu niet meer mogelijk.
Het vasten op Jom Kippoer maakt ons weerloos en zwak, biddend van morgen tot avond. Na de morgenwijding wordt een lezing uit de Thora gehouden met woorden van Jesaja en het boek Jona. Zo belijdt men zonden, waarbij men zich op de borst slaat. Dan, na ruim 24 uur vasten en bidden, keert men naar huis terug, rammelend van honger.
Daar volgt met wijn en besamim - geurige specerijen zoals kaneel en kruidnagelen - de hawdala (scheiding), omdat God scheiding maakt tussen heilig en profaan, tussen licht en duisternis, tussen Israël en de volkeren, tussen de zevende dag en de zes werkdagen.
Met een feestelijke maaltijd, licht van aard, begint men de rest van de week. Het is een mitswa om op de avond na Jom Kippoer te beginnen met de bouw van de soeka, de loofhut, waarin we enkele dagen later zeven dagen zullen wonen en gedenken hoe God ons uit Egypte leidde.

Die oneindig Grote Verzoendag op Golgotha

De God van Abraham, Izaäk en Jacob is nog steeds dezelfde. Sinds eeuwen roept Hij mensen, zoals Hij in de aanvang Abraham riep. Ons heeft Hij ook geroepen: “Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land dat ik u wijzen zal.”
Abraham hoorde en ging en zo is het ons, Messiasbelijdende Joden, ook gegaan. God riep ons door middel van zijn Heilige Geest. Wij gingen, lieten alle vertrouwde tradities los en zijn, zonder onze families, in Zijn ruimte gezet. Een terugkeer is niet mogelijk. Hij bracht ons immers daar waar wij de zin van de tekenen, verwijzingen naar de tempel- en offerdienst in Jeruzalem, begrijpen kunnen. Hij gaf ons nu al te mogen leven uit de volheid van de vervulling ervan in de Messias.
Ons vasten en bidden op de Grote Verzoendag is omgezet in het pleiten van onze Masjiach. Hebr. 7:25-27 zegt: “Hij kan volkomen behouden wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.”
Niet wíj hoeven verzoening te doen, Híj deed dat op Golgotha voor ons. Het aannemen van dat verzoend zijn, het ja zeggen tegen die alles vergevende genade, is in de plaats gekomen van vasten en smeken om vergeving. Wij hebben de zekerheid dat Hij ons volkomen kan behouden, zoals Hebreeën 7:25 zegt. Sinds die oneindig Grote Verzoendag op Golgotha zijn we ingeschreven in het boek des levens.

Couveusekinderen

Wij zijn echter ontijdig geborenen, zoals Paulus zegt. God alleen weet hoe ontredderd we staan als couveusekinderen te midden van ons volk, dat deze wonderen nog niet kan aanvaarden. Wij zijn uiterst kwetsbaar, vreemd en aangevochten. Alléén zouden we het nooit halen. Maar, zoals de doktoren hun zorg, warmte en liefde aan de kleine couveusekindertjes geven, zo omringt God ons met warmte, trouw en zorg. De Heilige Geest leidt ons in alle waarheid, we zijn omringd door bovenmenselijke aandacht. Niets kan ons scheiden van de liefde van de Masjiach. Hij is de zondebok, wij zijn de verlosten.

Niets kan ons scheiden van de liefde van de Masjiach.

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van oktober 2024