Isaac Bashevis Singer
Het had de hele dag gesneeuwd in Brooklyn, New York. Tegen de avond klaarde de hemel op en verschenen enkele sterren. Het ging vriezen. Het was de achtste dag van Chanoeka en onze zilveren Chanoeka-kandelaar stond op de vensterbank, terwijl alle kaarsen brandden.
Esther, mijn vrouw, was aardappelkoeken aan het bakken. Ik zat met mijn zoon David aan tafel dreidel te spelen.
Plotseling riep hij uit, “Papa kijk!” Ik keek op en zag iets ongelofelijks. Buiten op de vensterbank zat een geelgroene vogel te kijken naar de kaarsen. Ik begreep direct wat er aan de hand was. Een parkiet was ergens uit zijn huis ontsnapt, was de koude straat ingevlogen en op mijn vensterbank geland, mogelijk aangetrokken door het licht.
Parkieten zijn een warm klimaat gewend, en kunnen koude en vorst niet lang verdragen. Ogenblikkelijk ondernam ik stappen om de vogel te redden van bevriezing. Eerst zette ik de Chanoeka-kandelaar weg zodat de vogel zich niet zou branden bij binnenkomst. Vervolgens opende ik het raam en met een snelle handbeweging joeg ik de parkiet naar binnen. Het hele geval duurde slechts enkele seconden.
In het begin vloog de angstige vogel van de ene muur naar de andere. David trachtte hem te kalmeren, “Wees maar niet bang vogeltje, wij zijn je vrienden.” Toen vloog de vogel in de richting van David en landde op diens hoofd, alsof hij geoefend had en gewend was aan mensen. David begon te dansen en te lachen van plezier. Mijn vrouw had in de keuken het lawaai gehoord en kwam kijken wat er gebeurd was. Toen ze de vogel op Davids hoofd zag vroeg ze, “Waar komt die vogel zo plotseling vandaan?” David legde de situatie uit.
De vogel was niet bang voor ons. David bracht zijn hand naar zijn voorhoofd en de vogel ging op zijn vinger zitten. Esther zette een schoteltje met gierst en een schaaltje water op tafel, en de parkiet at en dronk. Het zag de dreidel en begon er met zijn bek tegen te duwen. David riep uit, “Kijk, de vogel speelt dreidel.”
David wilde al snel een kooi voor de vogel kopen en hem ook een naam geven, Maar Esther en ik herinnerden hem eraan dat de vogel niet van ons was. We zouden eerst de eigenaars moeten proberen te vinden, die waarschijnlijk hun huisdier misten en bezorgd waren over wat er met hem gebeurd was in dit ijskoude weer. David zei, “Laten we hem intussen Dreidel noemen.”
Die nacht sliep Dreidel op een schilderijlijst en wekte ons `s morgens met gezang. Hij floot, kwetterde en praatte tegelijk. De parkiet had waarschijnlijk toebehoord aan een huis waar Jiddisch gesproken werd, want we hoorden hem op een gegeven moment zeggen, “Zeldele, geh schlofen”. En deze simpele woorden, geuit door het schepseltje vervulde ons met verwondering en verrukking. De volgende dag hing ik een briefje op in de liften van de naburige gebouwen. Er stond op dat we een Jiddisch sprekende parkiet hadden gevonden. Toen na enkele dagen niemand ons gebeld had, zette ik een advertentie in de krant waar ik voor schreef. Maar na een week was er nog niemand om de vogel gekomen. Toen pas werd Dreidel van ons.
We kochten een grote kooi met toebehoren, en alle speeltjes die een vogel zich wensen kan. Maar omdat Chanoeka een feest van vrijheid is, besloten we de kooi nooit te sluiten. Het stond Dreidel vrij om in het huis rond te vliegen wanneer hij maar wilde. (De man in de dierenwinkel had ons verteld dat het een mannetje was.)
Negen jaren gingen voorbij, en Dreidel bleef bij ons. We raakten met de dag meer gehecht aan hem. Hij leerde tientallen Jiddische, Engelse en Hebreeuwse woorden. David leerde hem Chanoekaliedjes zingen, en er was altijd een houten dreidel in zijn kooi waarmee hij kon spelen. Wanneer ik op mijn Jiddische typemachine schreef, hield Dreidel een van mijn wijsvingers vast, en sprong acrobatisch mee met elke letter die ik typte. Esther maakte vaak het grapje dat Dreidel me hielp bij het schrijven en dat hij recht had op de helft van mijn inkomsten.
Onze zoon David groeide op en ging naar de universiteit. Eens op een winteravond bezocht hij een Chanoekafeestje. Hij zou laat thuiskomen en Esther en ik waren bijtijds naar bed gegaan. We waren net in slaap gevallen toen de telefoon ging. Het was David. Normaal gesproken is het een rustige en beheerste jongeman. Maar nu sprak hij zo opgewonden dat we hem nauwelijks begrepen. Wat we uit zijn verhaal opmaakten was dat David de geschiedenis van onze parkiet aan zijn medestudenten op het feestje verteld had, en dat een meisje genaamd Zelda Rosen had uitgeroepen, “Ik ben die Zeldele. We zijn onze parkiet negen jaar geleden kwijtgeraakt.” Zelda en haar ouders woonden niet ver bij ons vandaan, maar ze hadden het bericht in de krant of de briefjes die ik in de liften had opgehangen nooit gezien. Zelda was nu student en bevriend met David. Het was een mooi en getalenteerd meisje en David had haar vaak meegenomen naar het theater en naar musea. Ze was nooit bij ons op bezoek geweest, hoewel onze zoon vaak over haar met zijn moeder had gesproken.
Die nacht sliepen we niet veel. De volgende dag kwamen Zelda en haar ouders om hun lang verloren gewaande huisdier te zien. Niet alleen herkende de Rosens hun vogel, maar de vogel leek ook zijn vroegere eigenaars te herkennen. The Rosens hadden hem Tsip-Tsip genoemd. En toen de parkiet hen Tsip-Tsip hoorde zeggen, begon hij zenuwachtig van het ene familielid naar het andere te vliegen, krijsend en met zijn vleugels fladderend. Zowel Zelda als haar moeder moesten huilen toen ze hun geliefde vogel levend en wel zagen. De vader staarde zwijgend voor zich uit. Toen zei hij, we zijn onze Tsip-Tsip nooit vergeten.
Ik wilde de parkiet aan zijn oorspronkelijke eigenaars teruggeven, maar Esther en David wierpen tegen dat ze nooit zouden kunnen scheiden van Dreidel. Dat was ook niet nodig, want op die dag besloten David en Zelda om te trouwen na hun eindexamen. Daardoor is Dreidel nog steeds in de familie, altijd begerig om nieuwe woorden en nieuwe spelletjes te leren. Wanneer David en Zelda in het huwelijk treden, zullen ze Dreidel naar hun nieuwe huis meenemen. Zelda heeft vaak gezegd, “Dreidel was onze sjadchen (huwelijksmakelaar).”
Met Chanoeka krijg hij altijd een cadeautje - een spiegeltje, een ladder, een badje, een schommel, of een rinkelbel. De smaak van aardappelkoeken heeft hij nooit te pakken gekregen, zoals je van een parkiet met de naam Dreidel eigenlijk zou verwachten.
Uit: I.B. Singer (1980) ‘The Power of Light, eight stories for Hanukkah’.
Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van december 2020
Isaac Bashevis Singer (1904-1991)
Singer groeide op in Warschau. Zijn vader en moeder kwamen beide uit een geslacht van chassidische rabbijnen. Nadat Hitler in 1933 aan de macht was gekomen emigreerde Isaac naar de V.S. en ging wonen in New York. De meeste van zijn boeken schreef hij zowel in het Jiddisch als in het Engels. Zijn bekendste werk is het korte verhaal Yentl, dat in 1983 verfilmd werd met Barbara Streisand in de hoofdrol. In 1978 kreeg Singer de Nobelprijs voor literatuur.