Pieter A. Siebesma

Als Sjawoeot en Pinksteren op één dag vallen

De uitstorting van de Heilige Geest vond plaats op de eerste dag van Sjawoeot of het Wekenfeest, 50 dagen (zeven weken en één dag) na Pesach. De relatie tussen Pesach (de bevrijding van Israël uit het slavenhuis van Egypte) en Pasen (de bevrijding van de gelovige door de dood en opstanding van de Messias) is voor veel christenen wel helder. Maar bij het Pinksterfeest is dat veel minder duidelijk. Wat hebben de windvlaag en de tongen van vuur, het spreken in vreemde talen, verschijnselen die plaats vonden bij de uitstorting van de Heilige Geest op de discipelen, te maken met Sjawoeot? Dit Pinksterfeest is echter veel Joodser dan we wel denken.

 

De Wetgeving op de Sinaï

Het Wekenfeest is niet alleen het feest van de oogst (Ex. 23:16), maar ook het feest van de Wetgeving, toen Israël na de uittocht uit Egypte zich legerde bij de voet van de Sinaï en God aan Mozes de Tien Geboden gaf (Ex. 20:1-17).

Meteen daarna lezen we in Ex. 20:18: “En heel het volk was getuige van de donderslagen, de bliksems, het bazuingeschal en de rokende berg” (HSV). Maar zo staat het helemaal niet in het Hebreeuws. Letterlijk staat er: “En heel het volk zag de stemmen, de (brandende) fakkels, het bazuingeschal en de rokende berg”.

Hoe konden de Israëlieten deze geluiden zien? Een midrasj (een Joodse Bijbeluitleg) geeft daarop een antwoord. De stemmen en de fakkels waren vurige vlammen die overal in het legerkamp verschenen en voor iedereen zichtbaar waren. Zo was dit de bevestiging dat het God zelf was die op dat moment de Thora aan Mozes gaf.

God sprak via Mozes tot Zijn volk, vandaar dat een andere midrasj stelt dat met de ‘stemmen’ eigenlijk de ene stem van God werd bedoeld, die de Tien Geboden uitsprak. Deze stem van God verdeelde zich weer in zeventig andere stemmen of talen, zodat ieder volk ter wereld het ook kon horen. Op basis van Gen. 10, de lijst met volkeren, nam men aan dat de wereld door zeventig volkeren werd bewoond. Maar, zo vervolgt deze midrasj, de volkeren verwierpen de Thora en wilden daar niet aan gehoorzamen. Daarom werd de Thora alleen aan Israël gegeven.

Het Pinksterfeest

De Pinksterboodschap van bekering en vergeving van zonden (Hand. 2:28) was, net zoals op de Sinaï (als de midrasj juist is), niet alleen bestemd voor het Joodse volk. Weliswaar waren de Joodse discipelen de eersten die vervuld werden met de Heilige Geest, maar zij begonnen te spreken in andere talen. Er waren in Jeruzalem op dat moment Joden en Godvrezenden uit alle volkeren ter wereld aanwezig (Hand. 2:5).

Het houden van de Thora bleek zelfs voor het volk van Israël te moeilijk te zijn. Voortdurend faalden zij hierin. Dat leidde tot de Babylonische ballingschap en tot de verstrooiing onder alle volkeren. Maar na de dood en opstanding van de Messias werd de weg tot God geopend op een andere wijze. Door het offer van de Messias, de enige die zich ooit aan Gods Thora heeft gehouden, konden mensen tot God komen. In dit Nieuwe Verbond heeft God Zijn Thora in hun binnenste geven en die in hun hart geschreven, niet alleen bij Joden maar ook bij de gelovigen uit de volkeren. Vandaar dat Petrus in zijn uitleg aan de verbaasde omstanders dit de (eerste) vervulling van de profetie uit Joël 2:28-32 noemt. Namelijk dat God in het laatst der dagen Zijn Geest zal uitstorten op alle vlees, op Jood en op niet-Jood.

Voor wie meer wil lezen, zie: Hilary Le Cornu with Joseph Shulam, A Commentary on the Jewish roots of Acts, Jerusalem 2003. Deze studie maakt deel uit van een serie Bijbelcommentaren, geschreven door Messiasbelijdende Joden, die laten zien dat het Nieuwe Testament pas goed te begrijpen is vanuit het Oude Testament en vanuit het Joodse gedachtengoed uit de eerste eeuw. Tot dusverre zijn er in deze serie naast Handelingen ook commentaren verschenen op Romeinen en Galaten

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van juni 2019