Pieter A. Siebesma

Kent het Bijbels Hebreeuws een apart woord voor vroom of vroomheid? Velen betwijfelen dat. Je vindt het wel in Bijbelvertalingen, maar dan is het vaak de vertaling van ‘tam’ - תָם - of ‘tamiem’, dat letterlijk volmaakt betekent.

Job wordt door God onberispelijk (tam) genoemd (Job 2:3). Job wordt niet zozeer geprezen om zijn vroomheid, maar omdat hij een haast volmaakt leven leidt. Maar in het Nederlands is een vroom mens niet iemand die volmaakt is, maar eerder een godvruchtig persoon.

חָסִיד

Daarom past het Hebreeuwse woord ‘chassied’ - חָסִיד - het beste bij ons begrip ‘vrome’. Een chassied is iemand die in een verbondsrelatie met God staat, die Gods ‘chesed’ - vaak vertaald met (verbonds)trouw - in zijn of haar leven heeft ervaren. Hij is het onderwerp van Gods chesed en leeft daaruit. Daarom zingt David in Ps. 37:28: “Voorzeker de HEERE heeft gerechtigheid lief, Zijn vromen zal Hij niet verlaten, voor altijd zijn zij behouden….” (eigen vertaling). De chassidische Joden zijn dus zowel aanhangers van het chassidisme als vrome Joden.
Nu kent het Hebreeuwse woord ‘chassied’ ook nuances, die wij niet zo snel met vroomheid zouden verbinden. Een ooievaar wordt in het Hebreeuws ‘chasieda’ genoemd (letterlijk: een vrome vrouw). De rabbijnen hadden daar al moeite mee. Hoe kan een ooievaar, een ‘treife’ vogel die niet gegeten mag worden, toch vroom zijn? Waarschijnlijk om dezelfde reden als de Romeinen haar de ‘avis pia’ (letterlijk: vrome vogel) noemden. Een ooievaar, zo dacht men, heeft zorg, liefde en trouw voor zijn partner. Een eigenschap die niet alleen bij vogels maar ook bij mensen vaak ontbreekt!
In het modern Hebreeuws wordt tegenwoordig vooral het woord datie - דָתִי -gebezigd voor vroom. Dat kun je ook vertalen met orthodox of godsdienstig, letterlijk: volgens de wet of regel ... (Esther 9:13, 4:16).

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van maart 2025