Thea Ornstein
Jezus en het Oude Testament
Het Oude Testament was de enige Schrift van Jezus, en ook van de vroegste kerk. Het omvat 75% van onze Bijbel. Heel veel uitspraken van Hem verwijzen naar het Oude Testament, zoals bijvoorbeeld Math 5:17, waar staat: “Meent niet dat ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden maar om te vervullen.”
In beide Testamenten ontmoeten we dezelfde God, de Schepper van hemel en aarde die talloze keren heeft gesproken tot de vaderen en de profeten maar, in het laatst der dagen zegt Paulus, ook tot ons in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft, Gen 1:1,2 en 3.
Het Oude Testament beïnvloedt ons verstaan van het Nieuwe Testament, het zijn Bijbelse lessen waaruit we kunnen leren.
We hebben het Oude Testament nodig om Gods werk in de geschiedenis volledig te begrijpen en het is een ons van Godswege gegeven weg voor een betere kijk op het evangelie zodat het ons meer vreugde schenkt.
Het Oude Testament schept het probleem en sluit beloften in die het Nieuwe Testament beantwoordt en vervult. Het deelt ook het goede nieuws waarover we ons verheugen mee. In Gal 3:8 lezen we: “En de Schrift, die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: In u zullen alle volken gezegend worden. Zij, die uit het geloof zijn, worden dus gezegend tezamen met de gelovige Abraham.” Aldus Paulus.
Hoewel niet áán de heidenvolken geschreven, is het Oude Testament óók voor de heidenvolken geschreven.
Het hele Oude Testament is een grote heenwijzing naar de Messias, de contouren van Zijn komst worden er zichtbaar. Paulus begint zijn brief aan de Romeinen ermee: “Paulus, een dienstknecht van Christus Jezus, een geroepen apostel afgezonderd tot verkondiging van het evangelie van God, dat hij tevoren door zijn profeten beloofd had in de heilige Schriften, aangaande zijn Zoon, gesproten uit het geslacht van David.”
En Jezus zelf zegt dit op verschillende plaatsen, zoals bijvoorbeeld in Joh 5: 46 en 47: “Denk niet dat ik U zal aanklagen bij de Vader; uw aanklager is Mozes, op wie gij uw hoop gevestigd hebt. Want indien gij Mozes geloofde, zoudt u ook Mij geloven, want Hij heeft van mij geschreven. Maar indien gij zijn geschriften niet gelooft, hoe zult gij mijn woorden geloven?”
En in Lucas 24:27 staat: “En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun (de Emmaüsgangers) uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had.”
Jozef en Jezus
In heel de Schrift gaat het om de komst van de Messias en zijn vrederijk. In tal van personen in het Oude Testament worden de contouren van de komende Messias zichtbaar. Ik denk bijvoorbeeld aan Jozef in wiens levensverhaal we de omtrekken zien van de Komende, van de ware Jozef. Bij alles wat Jozef overkomt in zijn leven maakt hij dit waar.
Het was niet hoogmoedig van hem om de dromen die hij had uit te leggen, hij moest dit doen. Het kon immers zijn dat God langs deze weg een opdracht wilde geven. Twee keer heeft Jozef gedroomd dat hem koninklijke eer bewezen zal worden. Dat dit twee keer gebeurde duidt op de waarheid en op de grote betekenis van de droom. Maar van die voorzegging komt voorlopig nog niet veel terecht. Zijn mantel wordt hem door zijn broers ontnomen, en later gebeurt dit nog eens voor de tweede keer in het huis van Potifar door diens vrouw. Van vrije zoon is hij een slaaf geworden en een gevangene, dienaar van andere gevangenen. De minste der mensen. En net als Jezus komt hij als onschuldige te verblijven tussen twee misdadigers, want zowel van de bakker als van de schenker wordt verteld dat zij gezondigd hadden tegen de koning. Merkwaardig dat beiden van Jozef te horen krijgen dat ze verhoogd zullen worden. De schenker verhoogd uit de kerker van de gevangenis en hersteld in zijn hoge functie. De bakker verhoogd aan het hout.
Als Jezus spreekt over zijn verhoging, zoals tegenover Nicodemus, doelt Hij op zijn verhoging aan het kruis en op zijn verhoging uit het graf. Hij is voor ons als het ware zowel de bakker als de schenker. Want Hij voorziet ons aan zijn maaltijd van brood en wijn. En zoals Jozef vraagt: “Denk aan mij!” (vers 14) zo vraagt ook Jezus: “Denk aan Mij!” Wij vieren de maaltijd tot zijn gedachtenis.
Bijzonder is dat Jozef in deze episode geen woord van boosheid of bitterheid laat horen. Tegen de beide hovelingen zegt hij: “Ik kan geen dromen uitleggen, de ware uitleg komt van God.” Hij blijft dus in de gevangenis rotsvast geloven in de leiding van God en in Zijn voorzienigheid. Dat is de grootheid van Jozef en daarin weerspiegelt hij de Messias. Ook in deze geschiedenis gaat het door de diepte naar de verhoging, door de duisternis naar het licht.
Pas na twee volle jaren heeft farao een tweelingdroom die Jozef via de schenker aan de farao moet uitleggen. Zijn profetische gaven blijken uit de goede uitleg van de dromen zowel van de schenker en de bakker als van de farao. Hij wordt uit zijn kerkerhol verlost, ontvangt vorstelijke eer en wordt tot de hoogste gezagsdrager van de farao verheven. Hij krijgt de naam: Zafnat Paänenach, Behouder des Levens.
En het brood dat hij uitdeelt tijdens de hongersnood gaat eerst naar de hongerige volken en tenslotte ook naar de Israëlieten, naar zijn bloedverwanten.
Ook Jozefs beide vroegere dromen komen uit, de broers buigen zich als tuimelende schoven en als vallende sterren voor hem neer.
Zo staat de grote zoon van Israël, de Messias, ook als Behouder des Levens te midden van de volkeren. Zoals Jozef later aanvankelijk niet door zijn broeders herkend werd maar zich tenslotte aan hen bekendmaakte: “Ik ben Jozef, uw broeder”, zo zal ook de Messias zich aan zijn bloedeigen volk openbaren: “Ik ben Jesjoea, uw broeder.” Wat zien we uit naar dit feest van hereniging!
Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van november 2020