Thea Ornstein

Openb. 22:7 en 17 Wat hebben we het nodig om bemoedigd te worden in deze crisis, die nu al een half jaar onder ons is en weer bezig is erger en groter te worden. De onzekerheden nemen hierdoor met de dag toe: voor ons persoonlijk, voor ons land, en voor de wereld. Hoe gaat het verder? Niemand weet het.

Een grote zekerheid vinden we in de laatste verzen van de Bijbel die aan het begin van dit artikel staan en waar Johannes van getuigt: “En zie, ik kom spoedig.

Zalig hij die de woorden der profetie van dit boek bewaart. En de geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort zegge: Kom! En wie dorst heeft kome. En wie wil neme het water des levens om niet.”

Nadat Jezus tijdelijk is opgenomen in de hemel zal hij terugkomen vanuit de hemelse heerlijkheid. Zijn eerste komst was een komst in nederigheid, als minste der mensen, als lijdende knecht, als lam van God. Nu verwachten wij zijn wederkomst. Dat is een komst in glorie, als koning, om zijn werk op aarde te voltooien. Er is toekomst voor de wereld. Daarin stemmen het Oude en Nieuwe Testament overeen, daarin stemmen Israël en de Kerk overeen.

De Eeuwige volvoert een groot plan. En in dat plan heeft de Messias een sleutelrol. Deze wereld zal worden zoals God haar beloofd heeft.
Onze Joodse broeders en zusters vieren vanaf 3 oktober het Loofhuttenfeest, de herinnering aan Gods trouwe zorg voor zijn volk tijdens de tocht door de woestijn naar het beloofde land. Opmerkelijk dat na dit grote feest niet een feest van de intocht in Kanaän volgt. Dat heeft een reden. De gelovige Jood beseft nog altijd onderweg te zijn. Het eigenlijke land van belofte ligt nog voor ons. Wij verwachten de Messias en zijn vrederijk.

Daar hebben we een grootste verwachting van en we kunnen er ons geen voorstelling van maken. Het geloof en de hoop hebben op de nieuwe aarde afgedaan. Maar de liefde blijft, het andere is niet meer nodig.
Wij hunkeren en zien uit naar dit rijk, het rijk van liefde, van vrede en van gerechtigheid. Dat die tijd spoedig moge aanbreken, hopelijk nog in onze dagen, voor Israël en de volkeren.

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van oktober 2020