Dr. Jan Slomp
Op vrijdag 25 september 2020 overhandigde ik de werkbijbel van mijn vader, ds. Frits Slomp, aan het Nationaal Onderduikmuseum in Aalten. De directie van het museum had mij gevraagd of de Bijbel van mijn vader nog bestond en zo ja of die dan in het museum mocht komen liggen. Maar al te graag gaf ik deze Bijbel aan het museum. Er staan geen eigen kanttekeningen in dit exemplaar. Ds. Slomp streepte nooit in boeken, laat staan in een heilig boek als de Bijbel.
Een vrouw met een briljant plan
In 1942 hadden twee personen het initiatief genomen voor de oprichting van de ‘Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers’ (L.O.): mevrouw Helena Th. Kuipers-Rietberg uit Winterswijk en ds. Slomp uit Heemse, bij Hardenberg.
Mevrouw Kuipers had ds. Slomp horen spreken en hem op de koffie uitgenodigd. Ze zei tegen hem: “We moeten een organisatie oprichten om onderduikers een schuilplaats te kunnen bieden. In Winterswijk wonen ook Joden, die willen onderduiken. Ik heb jou horen spreken. Toen kwam de gedachte bij me op dat jij dat moet doen.” De ondergedoken predikant antwoordde: “Maar dat durf ik niet. Als ik moet rondreizen door Nederland word ik vast gepakt.” Toen keek Helena Kuipers hem heel ernstig aan en zei: “Zou het zo erg zijn als jij zou omkomen, als door jouw actie duizenden jongemannen zouden worden gered.” Door die woorden diep getroffen viel de vrees weg en verklaarde hij zich bereid mee te werken.
Achteraf weten we dat het mevrouw Kuipers, in het verzet tante Riek genoemd, zelf was die zou omkomen. Zij stierf in het vrouwenkamp Ravensbrück bij Berlijn. Daar troostte ze medegevangenen met woorden uit de Schrift. Dat hebben overlevenden vertelt.
Op reis door Nederland
Zo ontstond in januari 1943 in het diepste geheim de grootste verzetsorganisatie van Nederland. De medewerkers hadden voor 90% een kerkelijke achtergrond maar er deden ook humanisten mee, ieder met zijn eigen motivatie. Enkele maanden later werd de organisatie uit eigen gelederen aangevuld door een aparte gewapende tak: de Landelijke Knokploegen. De combinatie werd LO-LKP genoemd. Ds. Slomp werd de eerste voorzitter. Zijn rechterhand was tante Riek. Samen met andere organisaties zouden 340.000 onderduikers worden verborgen. Onder hen 28.000 Joden. Maar van hén werden er door verraad 60O0 gepakt. Aan het aanbrengen van een Joodse onderduiker kon men verdienen.
Aalten en Nieuwlande
Aalten kende de hoogste concentratie gewone onderduikers van heel Nederland. Nieuwlande, bij Hoogeveen, waar Ds. Slomp van 1927-1930 predikant was geweest, kende dankzij Johannes Post, de Amsterdamse Jood Max Léons en diens maat Arnold Douwes de grootste concentratie Joodse onderduikers in ons land. Slomp hielp Post met de organisatie. Het hele dorp kreeg daarvoor in 1985 de Yad Vashem-onderscheiding. Uit de biografie van Johannes Post wordt duidelijk dat diens verzet voortkwam uit zijn navolging van Christus.
Het grote gebod
Waarschijnlijk speelde de Bijbel voor mannen en vrouwen in het verzet een grote rol. In veel kerken werd de lezing van de tien geboden samengevat in het Grote Gebod uit Mattheüs 22:34-40 om God lief te hebben boven alles en de naaste als onszelf. Het Grote Gebod werd ook de titel van het gedenkboek LO-LKP met foto's van de bijna 1700 gevallen medewerkers. Ds. Slomp schreef de inleiding. Hij merkte daarin op ook groot respect te hebben voor ieder die niet vanuit een christelijke overtuiging verzetsdeelnemer was geweest. Vergaderingen van de LO en van de LKP werden met gebed geopend. Voor velen was het motto: Bidden, handelen, danken. Bidden vóór een actie, de actie uitvoeren en daarna danken voor het succes of bidden om kracht om eventuele verliezen te aanvaarden en te dragen.
Velen vonden de kracht en inspiratie voor hun verzet in de Bijbel. Tijdens de oorlog zag je bij veel mensen een ingelijste wandtekst hangen, ontleend aan de profeet Jesaja: “Verberg de vluchteling en lever de ontheemde niet uit” (NBV).
Saboterende vroedvrouwen als voorbeeld
De werkbijbel van Ds. Slomp ligt in Aalten open bij Exodus 1 met het bekende verhaal over de Hebreeuwse vroedvrouwen Sifra en Pua, die het bevel van de Farao, de koning van Egypte, saboteerden om jongetjes direct na de geboorte in de Nijl te laten verdrinken. De Farao vreesde namelijk een bevolkingsexplosie onder hen, die zijn macht zou kunnen ondermijnen. “Wij moeten ook de bevelen van die moderne farao in Berlijn saboteren”, zei de voor de meesten onbekende predikant in een volle kerk in Zwolle op 12 juli 1942. “Die ‘farao’ in Berlijn wil onze jonge mannen laten werken in zijn oorlogsindustrie.” Ook kregen de kerkmensen te horen dat ze net als deze vroedvrouwen een gefantaseerd verhaal mochten ophangen om mensen te redden. De preek diende tevens om mensen aan te sporen Joden te helpen onderduiken.
De volgende morgen stopte een auto van de Gestapo, voor de pastorie in Heemse om hem te arresteren. Op tijd gewaarschuwd verstopte ds. Slomp zich in het torentje van de kerk en trok de ladder achter zich omhoog. Hij bleef daar in het donker zitten tot de koster riep dat de kust weer veilig was. Daarna begon het zwerversleven van Frits Slomp. Onder telkens wisselende namen in vervalste persoonsbewijzen zou hij de oorlog overleven.
De duivel uit de hemel gevallen
Er was nog een tweede preek waarmee Ds. Slomp overal in het land opriep tot verzet. Die kwam uit Lucas 10:18. Jezus zegt daar: “Ik heb satan als een lichtflits uit de hemel zien vallen.” Met die tekst wordt bedoeld dat Jezus is gekomen om de macht van de duivel over de mensen te breken. Jezus zag de duivel als een gevallen engel. Hij had die opstandige engel uit de hemel zien vallen, als een bliksemflits. Met de macht van die gevallen engel zal het op aarde ook eenmaal gedaan zijn. De overwinning is zeker, maar de strijd is nog niet voorbij. De trawanten van die satan zullen ook vallen. Eén van hen zit in Berlijn. Hij stort miljoenen in het verderf. Hij is een mensenmoordenaar. Maar we zijn dankzij Jezus zeker van de overwinning. Zo ongeveer klonk deze preek.
Ds. Slomp wist uit de Bijbel ook heel goed dat de trawant van de duivel in Berlijn niet dom was. In het oude protestantse doopformulier staat de wens dat wie gedoopt wordt, eenmaal volwassen “tegen de duivel en zijn ganse rijk strijden en overwinnen moge”. Die zin namen velen tijdens de Tweede Wereldoorlog ter harte. Ze kwamen in verzet, met alle risico's van dien.
Geuzen-psalmen zingend naar het vuurpeloton
Over het Geuzenverzet, dat al in 1940 actief was, schrijft historica Diete Oudesluijs: “Bij het Geuzenverzet waren honderden mensen betrokken. Ook was er sprake van verraad. Op 4 maart 1941 werden achttien van hen ter dood veroordeeld. Toen ze in een legerauto naar de Waalsdorpervlakte werden gebracht waar ze zouden worden gefusilleerd, zongen zij de berijmde Psalm 43 vers 4: “Dan ga ik op tot Gods altaren, tot God, mijn God, de bron van vreugd.” Het was een psalm die ze op school en in de kerk uit het hoofd hadden geleerd. Het verhaal gaat dat een van de Duitse soldaten van het vuurpeloton daar zo van onder de indruk was dat hij er niet over kon zwijgen.
Bron: Van Kamp naar Monument, uitg. Heijink, 2021.
Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van mei 2022