Joseph Shulam
Na de Balkanoorlog van 1912 immigreerden duizenden Joden in Bulgarije. De gemeenschap groeide en er waren meer rabbi’s nodig. In 1918 deed men vanuit Sofia aan Thessaloniki een oproep om rabbi’s te sturen. Het hoofd van de jesjiva in Thessaloniki zond zijn 35-jarige zoon Daniel Zion (1883) om de gemeenschap in Sofia te dienen. Daniel gehoorzaamde zijn vader en werd later verkozen tot opperrabbijn van Bulgarije.
Ontmoeting met de Messias
Begin jaren dertig van de vorige eeuw kreeg Daniel Zion een uitnodiging van Dunnov. Dunnov onderwees een mystiek soort christendom en sprak met Daniel Zion over Jezus als de Messias en Verlosser. De grote verandering kwam echter in Daniels leven toen tijdens het bidden Jesjoea in een visioen aan hem verscheen. Nadat hij hetzelfde visioen tot drie keer toe had gezien, wist rabbi Daniel dat hij een informatiebron moest vinden die hem zou helpen het visioen een plek te geven en de betekenis ervan te verstaan.
Hij ging naar het patriarchaat van de Bulgaarse orthodoxe kerk in Sofia en raakte bevriend met Archimandriet Stephan. Met Stephan kreeg hij een open hechte vriendschap waarin ideeën over een variëteit aan geestelijke onderwerpen - waaronder Jezus en de vroege kerk - vrijelijk uitgewisseld werden.
Patriarch Stephan moedigde de rabbi echter aan het christendom te vergeten en zich te concentreren op Jesjoea zelf. Het geloof in Jesjoea de Messias van rabbi Daniel werd een publiek geheim binnen de Joodse gemeenschap van Bulgarije. Maar zijn positie was zo geëerd en zijn diensten werden zo hoog gewaardeerd dat niemand van de Joodse functionarissen in Sofia hem openlijk durfde te bekritiseren.
Tweede Wereldoorlog
Met de aanvang van de Tweede Wereldoorlog begonnen ook de problemen voor de Bulgaarse Joden. In 1943 besloot de regering van Bulgarije onder Duitse druk de Joden Bulgarije uit te zetten. Op 23 mei riep rabbi Daniel Zion alle Joden bijeen in de belangrijkste synagoge in Sofia om te bidden dat het boze besluit teruggedraaid zou worden.
Toen de Joden de synagoge uitkwamen, liepen ze in optocht naar het gebouw waar de Heilige Synode gezeteld was en eisten de metropoliet
Stephan te spreken. Deze beloofde de Joodse gemeenschap een poging te doen om de koning en de ministers te beïnvloeden hun houding te wijzigen en de vervolging van de Joden te stoppen.
Bovendien schreven Daniel Zion en zijn secretaris A.A. Anski een brief aan de koning van Bulgarije. Hierin smeekten zij de koning in de naam van Jesjoea om niet toe te staan dat de Joden uit Bulgarije weggehaald zouden worden. Daniel schreef dat Jesjoea hem in een visioen verteld had de koning te waarschuwen de Joden niet aan de Nazi’s uit te leveren.
Hier volgen de woorden uit de preek van de rabbi die hij in de synagoge hield op de sjabbat na zijn bezoek aan het paleis van de koning: “Vrees niet, mijn lieve broeders en zusters! Vertrouw op de Heilige Rots van onze Verlossing. Gisteren heeft de metropoliet Stephan mij gezegd: ‘Vertel aan uw volk dat de koning beloofd heeft dat de Bulgaarse Joden de grenzen van Bulgarije niet zullen overgaan om weggevoerd te worden.’ Ja, mijn broeders, God heeft onze gebeden gehoord.” De volgende dag vertrok koning Boris van Bulgarije naar Duitsland voor een vergadering met de Nazi-regering en Hitler zelf. De koning hield voet bij stuk en zwichtte niet voor de druk van de Nazi’s om de Joden van Bulgarije uit te leveren aan de doodskampen in Polen en Duitsland.
Na de oorlog bleef rabbi Daniel Zion de leider en opperrabbijn van Bulgarije tot 1949 toen hij - en met hem het grootste deel van de Bulgaars-Joodse gemeenschap - naar Israël emigreerde.
Naar Israël
In Israël werd hij onmiddellijk geaccepteerd als de rabbi van de Bulgaarse Joden.
In 1954 werd Samuel Toledano opperrabbijn van Israël. Hij nodigde rabbi Daniel Zion uit zitting te nemen als rechter in het rabbinale hof te Jeruzalem. Toen het gerucht zich begon te verspreiden dat rabbi Daniel Zion in Jesjoea geloofde, nodigde rabbi Toledano hem uit naar zijn kantoor te komen en vroeg hem persoonlijk naar deze geruchten. Rabbi Daniel legde uit dat hij Jesjoea als de Messias had aanvaard, maar dat hij het christendom niet aanvaardde als de ware uitdrukking van het onderwijs en de persoon van Jesjoea de Messias. Rabbi Toledano zei tegen hem dat hij wel met deze opstelling kon leven zolang rabbi Daniel dit voor zichzelf zou houden. Toen deze antwoordde dat hij niet dacht dat zo’n boodschap geheim kon blijven, moest Toledano hem wel voor het rabbinale hof laten komen.
Daar werd het bewijs van rabbi Daniels geloof in Jesjoea de Messias gepresenteerd in de vorm van vier boeken die hij over Jesjoea had geschreven. Hierna werd aan Daniel het recht om te spreken gegeven. Dit zijn de woorden die hij ter verdediging van zichzelf sprak: “Ik ben arm en zwak, vervolgd en kwetsbaar. Jesjoea echter nam mij in voor zichzelf en eerde mij met de ‘nieuwe mens’. Hij verloste mij van mijn armetierige zelf en met zijn grote liefde zorgt hij voor me. Elke dag probeert de slinkse duivel mijn geloof af te pakken. Ik houd vast aan mijn geloof en verjaag de duivel. Ik sta hier alleen, de hele wereld is tegen mij. Ik geef alle aardse eer op omwille van de Messias, mijn helper.”
De rabbinale titel ontnomen
Het rabbinale hof ontnam Daniel zijn rabbinale titel, maar de Bulgaarse Joden bleven Daniel eren als hun rabbi. Tot oktober 1973 deed hij dienst in zijn synagoge in het hart van Jaffa. Hij sprak er niet vaak openlijk over Jesjoea, maar vele keren vertelde hij verhalen en parabels uit het Nieuwe Testament. En elke sabbat na de dienst nam hij een groep gelovigen mee naar huis waar ze tot aan het avondgebed leerden over Jesjoea en uit het Nieuwe Testament.
Daniel Zion schreef honderden liederen over Jesjoea de Messias, de sabbat en het goede leven. Hij schreef ook boeken over onderwerpen als vegetarisme, gezonde voeding en natuurlijk leven.
In 1979 ging Daniel Zion naar zijn Heer op de leeftijd van 96 jaar. De Bulgaars-Joodse gemeenschap van Israël gaf hem een staatsbegrafenis met militaire eer. Zijn baar stond in het centrum van Jaffa, omringd door een militaire wacht. Om 12.00 uur werd hij te voet uitgedragen naar de begraafplaats van Holon. Hij werd begraven als de opperrabbijn van de 48.000 Bulgaarse Joden, die hen redde van de Nazi-holocaust.
Zie ook: Jesjoea door Daniel Zion.
Bron: Netivyah
Joseph Shulam werd in 1946 in Sofia geboren en kreeg van huis uit de verhalen over Daniel Zion mee.
Vertaling Evelien van Dis.
Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van juni 2020