Marjorie W. Eberlé-Gotlib

Hoewel het nu november is, gaan wij in gedachten terug naar 21 oktober jl., toen ons volk het slotfeest vierde. De laatste voorlezing van de torah vond plaats en de volgende dag, de 22ste, begon men opnieuw, om weer precies een joods kalenderjaar rond de torah in sjoel voor te lezen; deze dag heet Simchat Torah. Het is een hoge eer de laatste of eerste stukken te mogen lezen. Zij die lezen worden chataniem (bruidegoms) genoemd. De dienst is feestelijk, veel licht en opgewekte melodieën bij het zingen. In sommige sjoels maakt men rondgangen en danst men met de Torah-rollen in de armen. Men verheugt zich over de torah, de leer die de grondslag van de bijbel en het leven is.

Maar wie de torah kent, die vijf boeken van Mozes, weet dat de mens ondanks alle goede voornemens dagelijks uitglijdt en aan de eisen Gods niet voldoet.
Steeds opnieuw leert die Torah ons onze zonden kennen, maar tevens houdt ze een heerlijke belofte in. God belooft ons: “gij zult niet doden”“gij zult niet stelen”, immers God zelf zal ons zo maken, dat de lust tot deze zonden ons geheel en al zal vergaan, zoals in Jer.31:33 en 34 staat:

“Maar dit is het verbond dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de Heer, want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des Heren, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken”.

Dit is ons beloofd en in de Messias is het aanvankelijk vervuld. Indien wij geloven dat Jezus op Golgotha alles volbracht heeft, weten wij dat dit niet door werken is te bereiken. Door het volbrachte werk op Golgotha te aanvaarden (Zijn werk), niet onze werken, en ons daarmee onvoorwaardelijk aan Gods genade over te geven, onderwerpen we ons aan Zijn woord. Dat is een juist gebruik van de wet. Een onjuist gebruik is zelf te trachten de geboden te volbrengen. Alleen God is goed en alleen Hij kan ons goed maken en deed dat, toen Hij ons onze ongerechtigheid vergaf en daarna onze zonden niet meer gedenkt. Zo ziet God ons nu reeds zondeloos, terwijl wij pas in het verheerlijkte lichaam de lust tot zonden niet meer zullen kennen. Daarmee is de wet voor ons tot evangelie geworden – onze vreugde in de volledig vervulde wet door onze bruidegom – Jezus van Nazareth.

 

Dit artikel verscheen eerder in het maandblad Hadderech.