Marjorie W. Eberlé-Gotlib
Bij het lezen van het evangelie in Mattheüs 5 vanaf vs. 17 maakt Jesjoea ons duidelijk dat hij niet is gekomen om de wet of de profeten te ontbinden maar om te vervullen! In dat vijfde hoofdstuk wordt ons een voortgaande reeks van wetsvoorschriften opgesomd die beginnen met de woorden: “Gij hebt gehoord dat er gezegd is”, gevolgd door een wetsvoorschrift. In de volgende zin verzwaart Jesjoea dat wetsvoorschrift. Bijvoorbeeld vers 27: “Gij hebt gehoord dat er gezegd is: gij zult niet echtbreken, maar Ik zeg u: een ieder die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd”. Het laatste vers luidt: “Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is”.
Het zijn vooral deze laatste woorden van Jesjoea die, wanneer men ze zo leest, tot wanhoop kunnen brengen; mij is het althans zo vergaan. Hoe valt de 'blijde boodschap' of 'evangelie' te rijmen met een gebod om volmaakt te zijn gelijk onze Vader in de hemel volmaakt is? Ga er maar aan staan, dat zijn toch onmogelijke eisen? En Jesjoea zegt even verderop in Matth. 11:30 dat zijn juk zacht en zijn last licht is. Is Hij dan zo onbekend met ons leven hier en nu, dat hij niet begrijpt dat wij niet volmaakt kunnen zijn gelijk onze hemelse Vader is? Natuurlijk is Hij dat niet en natuurlijk hebben wij verkeerd gelezen als wij menen dat deze onbarmhartig lijkende eis aan ons gesteld wordt.
Jesjoea begon in Matth. 5:17 ons mee te delen: “Meent niet dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden, Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen!” Hij is dus gekomen om voor ons de wet en de profeten te vervullen!
Maar waarom spitst Jesjoea die zware wet nu nog zo toe? Hij doet dat zeer bewust, teneinde ons te brengen tot het belijden van onze onmacht. Tot het erkennen dat tussen ons en God een diepe kloof van falen bestaat, een kloof die in de bijbel de naam kreeg van zonde.
Wij staan in de verkeerde verhouding tot God, al onze goede bedoelingen ten spijt. Daarom beschikte God zijn Zoon, die door te blijven vertrouwen in de beloften van zijn Vader, zich er aan dat kruis doorheen geloofde. Jesjoea kondigt zelf aan, dat de gehele wet vervuld zal zijn voordat het Koninkrijk der hemelen gekomen is.
Welnu, het moment dat de wet door Jesjoea vervuld werd, vinden we in Johannes 19:30, waar zijn sterven beschreven wordt en Hij zegt "Het is volbracht" en het hoofd boog en de geest gaf. Op dat moment had Hij de gehele wet en de profeten volbracht, elke tittel en elke jota werd daar door Hem vervuld. Daarom scheurde ook op dat moment het voorhangsel in de tempel, omdat er vanaf dat ogenblik geen scheiding meer nodig was tussen het heilige der heiligen en de gelovige.
De scheiding was door Jesjoea's geloof opgeheven. De duivel, Gods tegenstander, die ons van God verwijderd hield, was onttroond, zijn macht over de dood was verbroken en als bewijs daarvan werd de Masjiach uit de dood opgewekt. Het geloof en het vertrouwen dat Jesjoea aan dat kruis in zijn Vader bleef stellen, wordt ons toegerekend, indien wij ons geloof vestigen op diezelfde God, die Jesjoea uit de doden heeft opgewekt.
Jesjoea is overgeleverd om onze overtredingen en opgewekt om onze rechtvaardiging, zoals Romeinen 4:24 zegt.
Of we nu Jood zijn of niet-Jood, we staan allen in de verkeerde verhouding tot God sinds Adam, daar helpt geen goed werk aan. Laten we dan op zoek gaan naar de kern van ons bestaan zoals Gód die beschikt heeft en die zowel voor Joden als voor Messiasbelijders dezelfde is. Laten we wegdoen alles wat ons als verleiding op onze levensweg tegemoet komt, of het nu joodse of niet-joodse wetsbetrachting is en laten we ons tot dat enige bepalen wat nodig is om voor God gerechtvaardigd te worden. De Bijbel zegt immers dat allen die het van welke werken der wet ook verwachten, onder de vloek liggen, want er staat geschreven: "Vervloekt is een ieder die zich niet houdt aan alles wat geschreven is in het boek der wet om dat ook te doen!"
Maar “De rechtvaardige zal uit het geloof leven", zo staat in de Galatenbrief. Dus geen rabbijnse wetten, alleen het geloof van Jesjoea aan dat kruis betoond maakt dat wij volmaakt zijn zoals onze Vader in de hemelen volmaakt is.
Jesjoea had gelijk toen hij zei:
Mijn juk is zacht en mijn last is licht
De blijvende betekenis Thora
De onderstaande regels uit Marjories commentaar op de Romeinenbrief plaatsen we als aanvulling op het bovenstaande artikel.
Jezus, de Messias, is zowel het einde als het doel van de Wet (Rom. 10:4). Niet alleen van de Wet van Mozes, maar van elke wet die de mens status moet verlenen voor God.
De Wet van Mozes bereikte in Jezus zijn einde, omdat Jezus deze vervuld heeft. Hij hield de Wet helemaal, Hij was de enige die waar kon maken waar de Wet naar toe wees, namelijk in alles van God afhankelijk zijn. Hij is het einde van de Wet; niet omdat de Wet faalde, maar omdat in Hem de Wet haar doel bereikte. Hij, Jezus, was haar doel en dus was de taak die de Wet te doen had gedaan. De mens had gefaald, niet de Wet (Rom. 8:3) en de Wet was mede bedoeld om dat falen aan het licht te brengen (Rom. 7:7-13).
Paulus veracht de Wet daarom niet, hij weet nu echter dat, hoewel hij zelf “naar de gerechtigheid der Wet onberispelijk” was, zoals hij stelt in Filippenzen 3:6, hij dit alleen maar was in het oog der mensen. Maar voor God was hij niet onberispelijk.
Dit betekent dat ook wij het recht niet hebben om te zeggen dat de Wet heeft afgedaan; hij blijft als maatstaf een uitdaging aan de slechte mensheid.
Als de kerk de diepte van de eisen en de maatstaven van de Wet duidelijker zou verkondigen, zouden waarschijnlijk veel meer kerkgangers beseffen hoe nodig zij een verlosser hebben en hoe genadig God is om ons die in Jezus te schenken.
Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van maart 2019