Joop Akker

Op de agenda van de onlangs gehouden algemene ledenvergadering van Hadderech stond ook een lezing van Dr. Matthijs de Blois (1953) van de Utrechtse universiteit, gespecialiseerd in het internationale recht en schrijver van ‘Israël: een staat ter discussie’.
Het bestuur van Hadderech had Dr. de Blois gevraagd om in Jip en Janneke-taal eens uit te leggen of Israël het internationale recht schendt, zoals we alom horen. Zijn de nederzettingen illegaal? Had Israël wel het recht Oost-Jeruzalem te annexeren in 1980? En hoe zit het nu met dat veiligheidshek? Op al deze vragen kregen de aanwezigen wel zeer deskundige antwoorden.

 

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: er blijkt hoegenaamd geen sprake van te zijn dat Israël het internationale recht stelselmatig schendt. Er is wél sprake van een gebrek aan historische kennis bij de internationale gemeenschap. Wat is namelijk het geval?

De blijvende betekenis van het Palestina Mandaat van 1922

Palestina Mandaat van 1922Kort gezegd komt het erop neer dat het Palestina Mandaat (PM) van 1922 van de toenmalige Volkerenbond nog steeds gelding hebben.
Het PM was een juridische regeling waarin aan Engeland opgedragen werd om namens de internationale gemeenschap het Joods nationaal tehuis van de Balfour Declaration tot stand te brengen. Er zat ook een landkaartje bij: De beoogde Joodse staat moest liggen in een gebied dat zelfs het huidige Jordanië omvatte. Onder Arabische druk werd dit in 1923 gereduceerd tot het gehele gebied ten westen van de Jordaan (zie afbeelding).
Dr. de Blois legde uit waarom het Palestina Mandaat, met de Jordaan als oostgrens van Israël, nog steeds geldt. Deze is namelijk nooit achterhaald door vredesregelingen tussen Israël en zijn buurlanden. Deze laatsten hebben zoals bekend na 1948 stelselmatig voor oorlog gekozen.

En de VN-resolutie 181 van 1947, ook wel bekend als het Verdelingsplan, dan? Deze verdeelde het Mandaatgebied ten behoeve van een Joodse en een Arabische staat. Daarbij werd de Joodse staat teruggebracht tot een omvang die veel kleiner was dan het oorspronkelijke Mandaatgebied.
Tot onze niet geringe blijdschap deelde de spreker mee dat resoluties van de Algemene Vergadering van de VN geen rechtskracht hebben maar (niet-bindende!) aanbevelingen zijn.
Ook de groene lijn van 1949, waarachter Israël zich volgens velen zou moeten terugtrekken, heeft niet de status van een landsgrens in de zin van het internationale recht. Het is niet meer dan een wapenstilstandslijn, getrokken na de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948.

Eye-opener

Dr. de Blois liet zien dat het bovenstaande vergaande consequenties voor vandaag de dag heeft. Een en ander betekent namelijk dat de rechten van het Joodse volk onder het Palestina Mandaat nog steeds gelding hebben: Israël heeft dus nog steeds recht op het gehele gebied ten westen van de Jordaan!
De nederzettingen die Israël bouwt zijn dus niet illegaal, ook al bevinden die zich ten oosten van de ‘groene lijn`. Datzelfde geldt voor het veiligheidshek. De annexatie van Oost-Jeruzalem in 1980 door Israël, waarna zoveel landen hun ambassade naar Tel Aviv verplaatsten, was dus eveneens rechtmatig. Bovendien heeft Israël na de inbezitneming ervan ruimschoots voldaan aan de restrictie van art. 2 van het Palestina Mandaat, waarin staat dat de burgerlijke en religieuze rechten van alle inwoners van het mandaatgebied gerespecteerd moeten worden.
 

Grondonteigeningen door Israël

Dr. de Blois kreeg ook een vraag over  het onteigenen van Palestijnse grond door Israël. Zijn reactie was de volgende: “Om te beginnen is het de vraag of er van onteigeningen sprake is. In bepaalde gevallen zal dat zo zijn. Maar veelal is de door Joodse settlers gebruikte grond aangekocht van particulieren of maakt deze deel uit van ‘state land’ d.w.z. terreinen die niet toebehoren aan particuliere eigenaars. Bepaalde gedeelten zijn ‘onteigend’ voor militaire doeleinden, iets wat door het internationaal recht niet wordt uitgesloten. Maar of er sprake is van een inbreuk op de rechten van Palestijnen is een vraag die altijd kan worden voorgelegd aan het Israëlische Hooggerechtshof.”

Recht op een Palestijnse staat?

Eén van de aanwezigen stelde de vraag of de Palestijnen een volk zijn en met ook het recht op een eigen staat.
Dr. de Blois antwoordde dat het maar zeer de vraag is of de Palestijnen een volk zijn. Volgens het volkerenrecht moet er dan sprake zijn van een gemeenschappelijke taal en geschiedenis. Bij de Palestijnen schort het met name aan het laatste. De voorouders van velen van hen vestigden zich pas de laatste twee eeuwen in het land.
Wil er sprake zijn van een volk, dan moet er bij een groep mensen ook de wil tot volk zijn. Het is eveneens twijfelachtig of dít voor de Palestijnen geldt. Onder andere omdat de Palestijnen in het eerste artikel van het handvest van de PLO zelf zeggen deel uit te maken van de Arabische natie.
Maar zelfs wanneer de Palestijnen een volk zouden zijn, betekent dat niet automatisch het recht op een eigen staat. Wanneer een dergelijke staat een gevaar zou betekenen voor reeds bestaande staten, of niet levensvatbaar zou zijn is autonomie een meer aangewezen optie. Of anders zou men zich aan kunnen sluiten bij een bestaande staat.

De Bijbel heeft het laatste woord

Dr. de Blois Is het niet bijzonder dat Israëls beoogde landsgrenzen onder het Palestina Mandaat in grote lijnen overeenkomen met de Bijbelse grenzen van het land? Jammer dat de internationale gemeenschap hier geen oog voor heeft en hardnekkig vindt dat de Palestijnse Arabieren evenzeer recht hebben op een deel van dit land.
Desgevraagd gaf Dr. de Blois aan dat het scenario van Zach. 14:2 dat alle volkeren tegen Jeruzalem zullen optrekken om het aan de ‘rechtmatige’ eigenaar te geven daarom heel reëel is.
Maar het is niet nodig ons op te winden over al die onterechte betichtingen aan het adres van Israël.
De afloop, zoals die enkele verzen daarna beschreven wordt, staat volgens Dr. de Blois namelijk evenzeer vast:

Allen die zullen overblijven van al de volken, die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, zullen van jaar tot jaar optrekken om zich neer te buigen voor de Koning, de Here der heerscharen.
En wie kan daar nu tegen zijn?

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van november 2017