redactie
Aaron J. Kligerman, in Rusland geboren, werkte van 1922 tot 1952 als zendeling onder de Joden in diverse Amerikaanse steden. Van 1921-1949 was hij bovendien voorganger van Emmanuel Messianic Jewish Congregation in Baltimore. Ná hem zou deze Messiaanse gemeente geleid worden door o.a. de Nederlandse predikant Ernest Cassuto. Vanaf 1981 is rabbi Dr. Barry Rubin er de voorganger.
In zijn boeken schrijft Kligerman met veel warmte en waardering over de Joden, met wie hij zich ook na zijn keuze voor de Messias nauw verbonden voelt. Zijn geschriften getuigen van grote kennis van het jodendom en de rabbijnse literatuur.
Kligerman was een evangelist in hart en nieren en verwachtte ook van christenen dat ze het evangelie zouden delen met het Joodse volk, aan wie het christendom, naar zijn overtuiging, schatplichtig is.
In The Jewish Era Christian Quarterly op Assyrian Information Management website staat het volgende aangrijpende verslag van een huisbezoek als zendeling voor The Chicago Hebrew Mission:
Tegen de avond zal het licht zijn
Aaron J. Kligerman
Niets in mijn werk voor de Chicago Hebrew Mission heeft me meer vreugde gebracht dan het bezoekwerk. Hoewel velen van ons Joodse volk ons niet willen zien, en zelfs hun deuren voor ons sluiten, zijn er toch enkelen, lof zij Zijn Naam, die ons graag bij hen thuis uitnodigen. We luisteren naar het verhaal van hun leven, hun strijd, moeilijkheden en verdriet. Het is dan dat de zendeling de gedachten kan richten op Iemand die bekend stond als de "Man van smarten en bekend met verdriet."
Op een middag zag ik een oudere Joodse vrouw uit een drogisterij komen met flessen in haar handen. Ik bood haar wat traktaten aan. Ze nam ze aan, bedankte me en zei: "Ik ken je. Jij bent de zendeling van Solon Place. Mijn zoon ging altijd naar je samenkomsten in Halsted Street. Mijn zoon, hoi, veh is mir (wee mij), is nu erg ziek. Dit medicijn is voor hem, maar alleen God weet of hij eruit zal komen. De dokters hebben hem opgegeven.”
Ik vroeg haar of ze me toestond hem te zien. Ze stemde toe. Toen ik de kamer van de zieke man binnenkwam, schrok ik van de aanblik. Ik zag een skelet voor me. Het was onmogelijk hem te herkennen. Terwijl ik naar hem bleef kijken en hij naar mij, zag ik een uitdrukking op zijn gezicht die ik nooit zal vergeten. "Waarom zeg je niets?" fluisterde zijn moeder in mijn oor. "Hij zal met je praten. Hij is nog steeds bij zinnen."
Zwijgend vroeg ik de Heer om mij te helpen, want ik was hulpeloos. Ik liep naar hem toe en zei: "Ik heb niets te zeggen; maar God wél. Dit zijn Zijn woorden:
“Roep mij aan op de dag van benauwdheid; Ik zal u verlossen. Kom tot mij, allen die vermoeid en belast zijn, en ik zal u rust geven.”
Hij deed zijn ogen wijd open, greep mijn hand en zei met zachte stem: “Meneer de zendeling. Och! vertel me toch hoe ik moet komen."
Elk woord dat ik zei, ving hij gretig op en hij bleef vragen: "Wat moet ik doen? Hoe zal ik komen?"
Toen antwoordde ik: "Luister hiernaar:
Zoals ik ben ‘k heb anders niet,
dan ’t offer ook voor mij geschied
en dat U zelf mij roepen liet,
o Lam van God, ik kom, ik kom.”
Hij vroeg me voor hem te bidden. En dat deed ik.
Toen ik de kamer binnenkwam leek alles zo donker, maar toen ik de kamer verliet was de duisternis verdwenen; “tegen de avond was het licht.”
Een paar dagen later, toen ik het huis weer bezocht, zag ik de moeder op de grond zitten. Haar zoon was weg.