Ds. Dick M. Stichter
Op zondagochtend 15 oktober, ruim een week na de vreselijke gebeurtenissen in het zuiden van Israël, leidde Hadderechlid Dick Stichter een dienst bij de Vrije Evangelische Gemeente van Oldebroek. Met zijn toestemming drukken we hieronder een deel van zijn preek af (red.).
(…) De dag die als een feestdag begonnen was, Simchat Thora, eindigde in een nachtmerrie. Omdat eigen woorden tekortschieten, citeer ik letterlijk de woorden uit Psalm 83 als antwoord op deze verschrikkelijke terroristische aanslag: “O God, zwijg niet, houd U niet doof, wees niet stil, o God! Want zie, Uw vijanden tieren, wie U haten, steken hun hoofd omhoog.”
Wat is er aan de hand? Waarom zendt Asaf zijn noodkreet op naar boven, naar de God van Abraham, Izak en Jacob? Het antwoord daarop laat niet lang op zich wachten: “Zij beramen listig een heimelijke aanslag tegen Uw volk en beraadslagen tegen Uw beschermelingen. Kom, zeiden zij, laten wij hen uitroeien, zodat zij geen volk meer zijn en aan de naam van Israël niet meer gedacht wordt.”
In dit spanningsveld heeft het volk van Israël sinds de uittocht uit Egypte, 3500 jaar geleden, voortdurend geleefd. En een week geleden werden de woorden van deze Psalm weer werkelijkheid voor onze ogen. Het werd de donkerste bladzijde in Israëls bestaan sinds de Holocaust. Het was een heimelijke aanslag, die in het verborgene gesmeed was. Een laffe daad, een satanische haat tegen het volk van God.
Gemeente, het gaat niet om dat kleine stukje land. Het gaat in wezen hierom: “Laten wij hen uitroeien, zodat zij geen volk meer zijn.” Het gaat erom dat Israël in deze wereld geen bestaan en geen gedachtenis meer heeft. En laten we nu vanmorgen niet denken dat dit zich beperkt tot Hamas en Hezbollah en tot de Islamitische Jihad. In de hele islamitische en ook in de westerse wereld rukt het antisemitisme op. Maar vandaag wil ik de vraag in uw midden leggen: Waarom is deze oorlog anders dan alle andere oorlogen?
Waarom is deze oorlog anders dan alle andere oorlogen?
Wanneer we deze Psalm 83 lezen is maar één conclusie mogelijk: Deze oorlog is een oorlog tegen de God van Israël. Want Asaf spreekt in deze Psalm niet over Israëls vijanden maar “Úw vijanden tieren”. Niet: ‘wie Israël haten’, maar “wie Ú haten, steken hun hoofd omhoog.” Ze hebben een verbond gesloten, niet tegen Israël, maar “tegen Ú”!
Het gaat in essentie niet tegen Israël maar tegen de God van Israël. Daarom is deze oorlog een andere oorlog dan alle andere oorlogen. Het gaat hier om een geestelijke oorlog, die bloedig gestalte krijgt op aarde. En daar zijn we allemaal getuige van.
Het is vanuit deze ellende dat Asaf tot God roept en vanaf vers 10 zegt: “Doe met hen als ..., maak hen als …, achtervolg hen zo …”. En: “Laten zij beschaamd staan en door schrik overmand zijn tot in eeuwigheid! Want dan zullen ze weten dat U, Uw Naam is HEERE, en dat U alleen de Allerhoogste bent over de hele aarde.”
Dat zal uiteindelijk de uitkomst zijn, dat de volkeren van deze wereld zullen weten dat de HEERE alleen God is, de allerhoogste God.
Uitverkiezing gaat gepaard met lijden
Er is een lijn in de Bijbel te ontdekken die het lijden van Israël in verband brengt met Israëls verkiezing. De verkiezing van Israël uit de volkeren van deze wereld brengt ook lijden voort. “Maar om U worden wij de hele dag gedood, en worden we beschouwd als slachtschapen.” – Psalm 44.
De apostel Paulus citeert deze woorden in Romeinen 8. Want ook degenen die bij de Messias horen, die onlosmakelijk met Hem verbonden zijn, moeten lijden wanneer ze van Zijn Naam getuigen. Israël lijdt ter wille van de Naam. En ook de gemeente, het lichaam van de Messias, lijdt in deze wereld. Ja, geloven in de Heer Jezus willen we allemaal wel, maar Paulus zegt in Filippenzen 1 vers 29: Het is niet alleen genade om in Hem te geloven, het is ook genade om voor Hem te lijden.
Maar de Schrift zegt dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die straks over ons geopenbaard zal worden bij de komst van Jezus, de Messias. Uit die troost mogen zowel Israël als de gemeente leven (...)