- Revd. Ernest H. Cassuto
De zonde van het antisemitisme is zo oud als het Joodse volk zelf. De hele geschiedenis door is deze het symbool geweest van de strijd tussen God en satan, goed en kwaad, licht en duisternis. Satan is de grote vijand van God en zijn haat tegen de levende God komt tot uitdrukking in zijn haat tegen de Joden. Uit hen immers trad redding de wereld binnen en kwam Jezus voort. En ook het toekomstig heil ontspruit uit Israël. De Messias zelf zegt: “Het heil is uit de Joden (Joh. 4:22).” Daarom moet antisemitisme opgevat worden als verzet tegen Gods heilsplan.
De eeuwen door is het antisemitisme tot uitdrukking gekomen in de meest weerzinwekkende daden tegen God en de mens. Farao maakte slaven van de Joden en onderdrukte hen. Haman probeerde de Joden te vermoorden. Antiochus Epiphanes vervolgde de Joden in de tweede eeuw voor Christus en ontwijdde de tempel. Herodes probeerde, uit angst voor de komende Messias, Jezus te vermoorden door alle Joodse jongens onder de twee jaar te doden. De dichter Vondel brengt dit tot uitdrukking in zijn beroemde gedicht “O, Kerstnacht, schoner dan de dagen”. Hij zegt daarin dat Herodes het licht van de geboorte van de Messias niet kon verdragen. En in recente tijden was het Hitler, de hater van God en al het goede, die de Nazi’s leidde in de vreselijke moord op miljoenen Joden.
Maar God had de vernietiging van de antisemieten al in Deut. 30:7 voorzegd. Zo kwamen Farao en zijn leger om in de Rode Zee, werden Haman opgehangen en Antiochus Epiphanes verslagen, was Babylon onder Nebukadnezar tot de ondergang gedoemd, stortte het Romeinse Rijk in, werd koning Herodes geslagen door God en zijn Hitler en zijn ʽrijkʼ ten onder gegaan. En God zal evenzo de hedendaagse antisemieten oordelen.
Er is geen rechtvaardiging voor het antisemitisme
Laten we eens een aantal argumenten die in zwang zijn bij antisemieten onderzoeken:
- Joden zijn onplezierige mensen. Dit is geen steekhoudend argument, want onaangename mensen zijn er in elke groep of natie. Volgens de Bijbel is de hele mensheid zondig, niet-Joden zowel als Joden. “Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God (Rom. 3:23).”
- De Joden hebben Jezus gekruisigd. Zowel Joden als niet-Joden waren schuldig. Het waren Joden die Jezus ten dode veroordeelden en heidenen die hem kruisigden, met goedvinden van Pilatus. Het was de zonde van de mens die Jezus aan het kruis nagelde, zodat Hij daar verzoening voor de zonde zou bewerken en de wereld, Jood en niet-Jood, met God zou verzoenen (Rom. 1:16). Bovendien bad Jezus dat God degenen die hem kruisigden zou vergeven “want zij weten niet wat zij doen”. Zou God het gebed van zijn Zoon niet verhoord hebben?
- De Joden zijn verworpen omdat ze op dit moment niet geloven. Ook dit argument is niet steekhoudend. In Rom. 11:1,2 verklaart Paulus:
Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Volstrekt niet! Ik ben immers ook een Israëliet, uit het nageslacht van Abraham, van de stam Benjamin. God heeft Zijn volk, dat Hij van tevoren kende, niet verstoten.
Christenen hebben geen reden om zich te verheffen boven Joden die niet in Jezus geloven. De christen is immers behouden uit genade en niet vanwege zijn verdiensten of goede werken. Het is Gods wil dat christenen de Joden liefhebben en dat ze door liefde gewonnen worden voor de Messias. “Opdat ook zij door de ontferming die u bewezen is, ontferming zouden verkrijgen (Rom. 11:31).”
- Na de komst van de Messias hebben de Joden als volk geen toekomst meer. Dit is een subtiele vorm van antisemitisme. De Heer heeft de Joden geroepen een zegen voor de wereld te zijn en deze roeping is nooit ingetrokken. De verwerping van de Messias is slechts door een deel en tijdelijk.
“Want ik wil niet, broeders, dat u geen weet hebt van dit geheimenis dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan. En zo zal heel Israël zalig worden (Rom. 11:25).”
De tijd is op handen dat de volheid van de heidenen zal komen en dan zal heel Israël gered worden. De Joden staat een glorierijke toekomst te wachten. God zal hen als natie herstellen, de Geest zal ook op hen uitgegoten worden en ze zullen als geheel volk Jezus als de Messias aanvaarden (Zach. 12:9-10).