Marjorie W. Eberlé-Gotlib
Een paar jaar geleden zette ik nog een vraagteken bij mijn artikel ‘Opleving van het antisemitisme’? Helaas is nu gebleken met welk een kracht de haat tegen de Joden toeslaat. In Rotterdam hielden op 11 januari 2009 Marokkaanse reljongeren een niet aangevraagde resp. goedgekeurde protestmars tegen het optreden van Israël in de Gazastrook. Zij scandeerden en herhaalden steeds luid: ‘Hamas, Hamas, alle Joden aan het gas’. De politie greep niet in. Twee Tweede-Kamerleden liepen voorop in de stoet. In de hele wereld blijkt de kwestie over Gaza te leiden tot geweld tegen Joden en brandstichting bij joodse gebouwen o.a. in Amsterdam, Frankrijk, Zweden, Groot-Brittannië.
En zelfs in Nieuw-Zeeland werd geprotesteerd tegen het optreden van Israël in de strook van Gaza. Al jarenlang lijden veel gemeenten onder de terreur van deze reljongeren.
Stadsbussen worden gemolesteerd, waarna de chauffeurs weigeren nog langer te rijden, Nederlandse vrouwen en meisjes worden uitgescholden voor ‘hoer’ en een groot deel van de zogenaamde kleine criminaliteit is in hun handen. Berucht zijn onder meer de tasjesdieven op snelle scooters. Ambulancepersoneel, brandweer en politie worden soms belaagd, zodat adequate hulpverlening wordt bemoeilijkt.
Reeds kort na 1945 begonnen de symptomen van het antisemitisme zich weer in Duitsland te manifesteren. Graven werden toen weer beklad met hakenkruizen en grafstenen vernield of omvergegooid. Dat bleef zeer regelmatig voortduren, terwijl ook het verhaal hardnekkig bleef opduiken, dat het getal van zes miljoen in de oorlog vermoorde Joden veel en veel te hoog was. Maar het kan nog erger: nu heeft de in Duitsland geboren paus Benedictus XVI een Engelse bisschop gerehabiliteerd die voor de Zweedse televisie heeft beweerd, dat er ‘overweldigende’ bewijzen zijn dat er nooit gaskamers hebben bestaan!
Het is nu 64 jaar na de oorlog en nu blijkt dat wereldwijd het antisemitisme nog springlevend is. Overal zijn weer hakenkruizen te zien en ‘de wereld’ gedoogt dat.
Het is wel de diepste smart die een Messiasbelijdende Jood in deze tijd moet ondergaan:
Als Jood lijdt hij en vreest hij met het joodse volk. Maar, of dit nog niet genoeg is, hij lijdt dubbel, want als christen ondergaat hij de schande van de absolute onverschilligheid van zijn medechristenen en dit lijden lijkt dieper dan het andere. Hij kijkt naar de kerken die, op een enkele individuele predikant na, niets doen. Hij wacht op een prediking die de christenheid het antisemitisme als één der grootste christelijke schulden in deze wereld gaat verkondigen. Hij wacht op de kerken om nú het antisemitisme niet slechts negatief af te wijzen, maar positief een beter geluid te doen horen.
De christenheid ziet het antisemitisme nog steeds niet als een christelijke zonde en daarom is er een intensieve en alles omvattende schuldbelijdenis nodig van de kerken, van de voorgangers, en speciaal van de kerkelijke hoogleraren.
In mijn jarenlange ervaring van spreekbeurten in alle soorten van kerkelijke kringen, kreeg ik de heilige overtuiging dat er veel en veel meer antisemitisme onder de kerkmensen leeft dan onder de buitenkerkelijken, waartoe ik gedurende de eerste 28 jaar van mijn leven behoorde. Wij hebben als Messiasbelijdende Joden heel wat te doen. Wij moeten predikanten en gemeenten erop wijzen, dat er vanaf 325 na Chr. een duidelijk aanwijsbaar bewust antisemitisch streven door de kerken loopt. Een nooit goed gemaakte schuld, omdat hij nooit openlijk is beleden.
Dat is het enige middel om het kwaad te overwinnen: het eerst bij jezelf ontdekken. We moeten proberen de kerken hun schuld te laten inzien en, pleitend op Jezus de Messias, zullen ze worden gereinigd van de zonde, die Karl Barth eens ‘een zonde tegen de Heilige Geest’ noemde.
Over de gehele wereld moet de christenheid zich ervan bewust worden, dat het háár schuld is dat men de Joden haat. Zolang men nog predikt dat de Joden Jezus hebben vermoord, zolang men nog beweert dat alles wat ons overkomt, Gods rechtvaardig antwoord is op de roep bij het rechthuis van Pilatus: “Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen”, zo lang zal men antisemitisme kweken. Pas als men ziet, dat vóór de grondlegging der wereld Jezus reeds werd bestemd als Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt, en dus in Gods raadsplan móést sterven, pas dan kan misschien de hoogmoedige en onbijbelse gedachte worden uitgeroeid dat men als christen toch veel beter is dan ‘die Joden’. Zoek het antisemitisme toch daar waar het werkelijk ligt, keurig verstopt onder veel christelijk schijnende vormen en woorden. Zij, die nu hakenkruizen kladderen, zijn mogelijk belhamels. Maar miljoenen die zich christen noemen in al die landen waar dit plaats vindt, zijn er de klankbodem voor dat zij weer roepen “Juden raus”.
Gods tegenstander, satan, heeft op velerlei wijzen en tijden getracht een deel van de mensheid zó te manipuleren en te inspireren, dat het ’t joodse volk wilde uitroeien, teneinde Gods levende bewijs van trouw te vernietigen. Immers, als er geen Joden meer zijn, is de bijbel een leugenboek. De strijd tegen Israël, die nu met behulp van de media wereldwijd wordt aangewakkerd, is het werk van satan. Moge het zo zijn, dat de kerken in de gehele wereld beseffen, welke grote verantwoordelijkheid in deze tijd op hen rust. Laat ons dus als Messiasbelijdende Joden - en allen die met ons sympathiseren - bidden, dat zij hun zonden gaan beseffen en gaan belijden, en laten we in liefde onze christelijke broeders wijzen op hun taak.
Moge God ons en ons volk bijstaan in deze zware tijden; zwaar, omdat alles zo betrekkelijk futiel lijkt, maar in Gods oog wel eens een maatstaf kon zijn die Hij aanlegt voor de christenheid van deze tijd, als Hij zegt in Matth. 25:40:
“In zoverre gij dit aan één van mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan”.
En zijn wij, Joden, niet zijn broeders naar het vlees?
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het maandblad Hadderech.