Huib de Vries

In de hal staat een melkbus met daarop een afbeelding van de Klaagmuur. Ruth (30) erfde die van haar oma, die de Holocaust overleefde dankzij gereformeerde christenen die haar een schuilplaats boden. Verder verwijst niets in de woning naar de Joodse achtergrond van de bewoner. Ook dat erfde ze van haar oma. “Die was door haar levensgeschiedenis terughoudend in het uiten van haar Joodse identiteit. De verhalen over wat ze had meegemaakt in de Tweede Wereldoorlog, hebben me ongetwijfeld beïnvloed.”

De maatschappelijk werker, lid van een PKN-gemeente, schaamt zich niet voor haar Joodse wortels. Integendeel. “Ik heb een Joodse vader; zijn ouders waren allebei Joods. Daar ben ik trots op, al voel ik me in de eerste plaats Nederlandse.” Ook in het ouderlijk huis was het Jood-zijn niet overduidelijk aanwezig. Het zichtbare bleef beperkt tot extra aandacht voor de warme maaltijd op vrijdagavond. “Dan aten we niet aan tafel, maar in alle rust op de bank, bij kaarslicht. Het werd verder niet heel Joods ingevuld.” Tijdens het Loofhuttenfeest gebruikte het gezin de avondmaaltijd in de houten schuur achter het huis, met een golfplaten dak erop. “Dat was onze loofhut. Met Joods Nieuwjaar aten we zoete appeltjes. Hoogtepunt van het jaar was de Pesachviering in het paasweekend met andere leden van Hadderech, in een conferentiecentrum in Woudenberg. Nu ga ik er met mijn eigen gezin naartoe.”

Terwijl haar vader zich steeds meer bewust werd van zijn Joodse identiteit, verminderden de aan het jodendom verbonden rituelen in het ouderlijk huis. “Het gaat hem om het wezen van het jodendom, de innerlijke kant ervan. Dat zie ik ook bij mezelf.” Vooral tijdens het Paaskamp van Hadderech voelt ze de diepe verbondenheid met het Joodse volk. “Ik ervoer die ook heel sterk bij mijn eerste bezoek aan Israël, in 2011.”

In 2018 organiseerde ze voor leden van Hadderech met uitsluitend een Joodse vader een aparte bijeenkomst. “We hadden een huiskamer vol – mensen van dertig tot pakweg tachtig jaar oud – en gaan er nu een vervolg aan geven. Volgens orthodoxe rabbijnen mag je je alleen Joods noemen als je een Joodse moeder hebt. Dat doet iets met een aantal zogeheten vader-Joden, een vreselijke term. We hebben het gehad over de beleving van onze Joods-christelijke identiteit, aansluitend was er een gezamenlijke lunch. Bij zo’n ontmoeting ervaar ik heel sterk mijn Joodse identiteit. Veel meer dan op de Bijbelkring van de kerk.”

Hoewel ze loyaal lid is van de kerkelijke gemeente waartoe ze behoort, weet ze zich daar soms een eenling. “God heeft met mijn volk een eeuwig verbond gesloten. Daarover hoor ik in de kerk vrijwel nooit.”

Eerder verschenen in het Reformatorisch Dagblad, januari 2020.

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van juni 2020