rabbijn I. Maarsen

Vrede is een belangrijke waarde binnen het jodendom. Tevergeefs zoekt men in de Bijbel naar lofzangen die de oorlog verheerlijken. Wel tref je er lofliederen aan God aan na behaalde overwinningen.

Ook wordt de lichaamskracht niet bezongen: “God vindt geen vreugde in de kracht van het paard, Hij schept geen behagen in de spierkracht van de man.” - Psalm 147:10

Het vredesaanbod bij de verovering van Kanaän

De strijd tegen de bewoners van het oude Kanaän was een strijd om het behoud van het monotheïsme. Maar zelfs in die strijd werd in de eerste plaats vrede voorgeschreven: “Wanneer u een stad nadert om ertegen te strijden, moet u haar vrede aanbieden” - Deuteronomium 20:10. Het ging hier om de beteugeling van het weerzinwekkende heidendom met zijn beestachtige afgoderij en haar zeden verwilderende orgiën. Toch moest vóór alles vrede betracht worden, op voorwaarde dat de afgoderij werd opgegeven en de zeven Noachidische geboden aanvaard werden. De Joodse traditie vermeld verder dat aan alle bewoners van Palestina voorgesteld werd om te emigreren, wat de Girgasjieten[1] ook daadwerkelijk gedaan hebben.

Alleen de Gibeonieten kozen voor vrede, de overige volken verklaarden de oorlog: “Er was geen stad die vrede sloot met de Israëlieten, behalve de Hevieten, inwoners van Gibeon” -  Jozua 11:19 en 24:11. Ook hieruit blijkt dat aan alle volken vrede was aangeboden.

Deze vredesgedachte klinkt wel wat anders dan de overtuiging van de Griekse filosoof: “oorlog is de vader van alles”. In het joodse wereldbeeld is vréde de brenger van alle zegen, als gist in het deeg, als de kiemkracht in het uitgestrooide zaad. Niet voor niets is ‘sjalom’ een populaire groet onder Joden.

Vrede, het profetisch ideaal

Vrede is ook het ideaal van de profeten. Als de machtige tonen van een vredesbazuin klinkt het lofdicht op een nieuw wereldtijdperk:

“Het zal in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan als de hoogste van de bergen en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen. (...) En zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen. Oorlog voeren zullen zij niet meer leren. Maar zij zullen zitten, ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom, niemand zal ze schrik aanjagen, want de mond van de HEERE van de legermachten heeft het gesproken.” - Jesaja 2:1-5 en Micha 4:1-4

Hier spreken niet de profeten van één volk, maar van alle volken. Hun blik omspant de hele wereld en hun verwachting betreft de hele mensheid. Ze zien uit naar het morgenrood van een nieuwe dag in de wereldgeschiedenis. Zacharia, één van de laatste profeten, verkondigt: “Ik zal de strijdwagens uit Efraïm wegnemen, en de paarden uit Jeruzalem. De strijdboog zal weggenomen worden. Hij zal vrede verkondigen aan de heidenvolken. Zijn heerschappij zal zijn van zee tot zee, van de rivier de Eufraat tot aan de einden der aarde" - Zach. 9:10.

Ook hier worden de naties van de wereld betrokken in het beeld van Israël wanneer de jongste dag zal zijn aangebroken. Telkens komen we de wereldomvattende visioenen van deze zieners tegen, die een nieuwe tijd voorzeggen van ongekende en ongedachte vrede. Jesaja ziet golvende korenvelden, boomgaarden vol fruit, wijn, olie en honing in overvloed, zoete bronnen van blanke melk, en uitgelezen kudden op groene weiden. In de brandende gloed van zijn dichtvuur ademt de hele natuur vrede en verbroedering. Wolf en lam, panter en bok liggen bij elkaar, kalf en jonge leeuw weiden samen en een kleine jongen zal ze hoeden. Een zuigeling zal zich vermaken bij het hol van een adder, en in het nest van een gifslang zal een peuter zijn hand steken. - Jesaja 11:6

Het is niet alleen de overtuiging dat de Schepper van de mens eens de tijd zal doen aanbreken waarin alle verschillen tussen de volken zullen zijn weggevaagd, die aan deze toekomstgedichten het leven gaf. Boven alles staat de gedachte dat het recht zal zegevieren op aarde: “Hij zal richten tussen volk en volk en rechtspreken over machtige natiën” - Jesaja 2:4, vgl. Jesaja 32:1.

De profeten spraken onverschrokken hun gedachten uit in een wereld vol corruptie en zedenverwildering en vol oorlogsgeweld, maar deinsden niet terug voor koningen of voor hun dienaren. Hun moed ontleenden ze aan de stellige wetenschap dat eens de heilsstaat zou komen. God had namelijk gesproken! En wat betekenen eeuwen voor Hem, voor wie 1000 jaar als een dag is? De profeet treedt op namens God, en daarom spreekt hij zelfbewust, krachtig, vrijmoedig en onbevreesd. God zal een nieuwe wereldorde scheppen waarbij het recht heerst. De wetten van de Thora over medemenselijkheid, gegeven als rechtsorde in het Joodse land, zijn nu de idealen van de profeten voor een verre toekomst.

Vrede in de joodse traditie

Het licht van het vredesideaal van de profeten viel de joodse scholen binnen en verschafte zich toegang tot het hart van de dragers van de traditie. In het Misjna-traktaat Gittien staat een serie voorschriften ter wille van de vrede. Deze gaan over maatschappelijke en huiselijke verhoudingen en over de omgang  van Joden met hun niet-Joodse buren en willen bijdragen tot het broederlijk verkeer tussen mensen.

Perek Hasjalom is een aparte verzameling van 19 spreuken waarin de grote waarde van vrede wordt geroemd als bron van geluk voor de mensheid. Hier volgen er enkele.

  • Rabbi Joshua ben Levi (3e eeuw)  zegt: “Vrede is belangrijk, want de naam van de Heilige, geloofd zij Hij, wordt vrede genoemd. Er staat immers geschreven: ‘Toen bouwde Gideon daar een altaar voor de HEERE en hij noemde het: De HEERE is vrede!’” - Richt. 6:24
  • Chizkia zegt: “Vrede is belangrijk, want er staat: ‘zoek de vrede en jaag hem na.’” - Psalm 34:15

Het slot van de zesdelige Misjna is ook aan vrede gewijd: “De Heilige, geprezen zij Hij, vond in de hele wereld geen ander instrument om Israël te zegenen dan vrede, omdat er staat: ‘De HEERE zal Zijn volk kracht geven, de HEERE zal Zijn volk zegenen met vrede.’” - Psalm 29:11

Het is alsof aan het  einde van de oudste codificatie van de Leer één harmonisch slotakkoord uit de wijd geopende poorten van de joodse leerschool naar buiten ruist: sjalom!

Sjalom!

[1] Volgens een Midrasj zouden de Girgasjieten Kanaän hebben verlaten toen ze hoorden dat Israël er aan kwam, en naar Afrika zijn gegaan. Dat zou kunnen verklaren waarom ze niet altijd worden genoemd bij de volkeren van Kanaän (zie bijv. Exodus 13:5).

Uit: I. Maarsen, Mens en Moraal; Zutphen 1935.

Wie was rabbijn Maarsen?

Rabbijn Isaac Maarsen werd in 1892 in Amsterdam geboren als zoon van een diamantslijper. In 1925 werd hij opperrabbijn van Den Haag, in welke functie hij veel betekend heeft voor de Joodse gemeenschap. In 1943 werd hij samen met zijn echtgenote en twee dochters in Sobibor vermoord. Rabbijn Maarsen schreef zijn boek over joodse ethiek tegen de achtergrond van het opkomend antisemitisme in de hoop dat zowel christenen als Joden het jodendom meer zouden leren waarderen.

 

Bron: Joods Kindermonument

 Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van juli-augustus 2024