Joop Akker

Lezen Hand. 1:1-11 Na zijn opstanding uit de dood verscheen Jesjoea aan zijn discipelen, veertig dagen lang, en sprak met hen over de dingen van het Koninkrijk van God. Aan het eind van die periode brandde de discipelen slechts een vraag op de lippen: “Here, zult U in deze tijd voor Israël het Koninkrijk weer herstellen?” De christelijke theologie en Bijbeluitleg heeft in het algemeen deze vraag als fout bestempeld. Israël had immers haar taak volbracht met het voortbrengen van de Messias, het heil was nu universeel geworden en het Koninkrijk zou voortaan zijn: het leven door de Heilige Geest onder Jezus’ volgelingen na het aanvaarden van het goede nieuws.
Tijdens een goed bezochte studiedag van de Theologische Universiteit Apeldoorn op 21 maart legde de Amerikaanse Messiaans-Joodse Bijbelwetenschapper Dr. Mark Kinzer uit waarom deze opvatting Bijbels gezien onjuist is.

 

Het herstel van het Koninkrijk voor Israël: de traditionele uitleg

Heer, herstelt U in deze tijd het Koninkrijk voor Israël?

Het antwoord van Jezus op deze vraag van zijn discipelen luidde: “Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten waarover de Vader de beschikking aan zich gehouden heeft.”

Twee redenen voert de christelijke theologie en Bijbeluitleg doorgaans aan waarom dit antwoord van Jezus gezien moet worden als een correctie van de vraag van de discipelen:
De eerste reden heeft te maken met de geografische structuur van het boek Handelingen, die het patroon volgt van Hand. 1:8: Van Jeruzalem, naar Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde, waaronder veel geleerden Rome verstaan. In deze geografische beweging van Jeruzalem naar Rome wordt een theologische boodschap gezien:
Het evangelie begint in Jeruzalem en met het Joodse volk. Maar dan gaat het uit naar de andere volkeren. En wanneer het verhaal eindigt heeft het evangelie Rome bereikt, de hoofdstad van de heidense wereld. Dit zou betekenen dat het Koninkrijk geen Joodse aangelegenheid meer is of nog iets met Jeruzalem of het land Israël te maken heeft.

Een tweede reden waarom de discipelen het in hun vraag bij het verkeerde eind zouden gehad hebben, wordt gevonden in de manier waarop het boek Handelingen in Rome eindigt, namelijk met Paulus’ terechtwijzing van de oudsten van de Joodse gemeenschap aldaar. Hij citeert daarbij uit Jesaja 6, dat in verband met het Joodse volk spreekt over ogen die niet zien en oren die niet horen. Zo wordt Hand. 28 uitgelegd als een definitief oordeel over het Joodse volk: het Koninkrijk wordt van hen weggenomen en gegeven aan de volkeren.

Het herstel van het Koninkrijk voor Israël: een Bijbelse uitleg

In zijn lezing noemde Mark vier argumenten waarom de traditionele uitleg van Hand. 1:6-11 naar zijn overtuiging niet houdbaar is.

Het geografisch argument.

Mark legde uit dat het evangelie zich in het boek Handelingen weliswaar steeds verder van Jeruzalem verwijdert maar dat het verhaal telkens terugkeert naar Jeruzalem. Wanneer het boek Handelingen eindigt in Rome lijkt Jeruzalem inderdaad afgedaan te hebben. “Waarom eindigt het verhaal zo verrassend in Rome, terwijl we verwachten dat de cirkel rond gemaakt wordt en het verhaal terugkeert naar Jeruzalem?”, vroeg Mark zich af. “Ik denk dat het antwoord in Luc. 21:24 te vinden is. Daar lezen we dat een periode van oordeel over Jeruzalem op handen is. Maar in hetzelfde vers wordt het einde van deze periode aangekondigd, waarna het Koninkrijk aanbreekt. En zo kunnen we in het licht van dit vers van Lucas, dezelfde als de schrijver van Handelingen, zien dat de geografische structuur van Handelingen ons op dit punt met opzet loslaat, in de verwachting dat dit niet het einde is. Het verhaal zal eindigen waar het begon: in Jeruzalem.”

Paulus’ gesprek met de Joodse leiders in Rome in Hand. 28: Paulus’ mededeling dat Gods heil voortaan naar de heidenen gezonden zal worden, kan inderdaad opgevat worden als een verwerping van Israël als volk van God. Maar dit zou wel een heel hard oordeel zijn geweest, gezien de deels positieve reactie van de Joodse leiders op het evangelie (28:24).

Volgens Mark bewijst de hardheid van dit oordeel juist dat het Joodse volk nog steeds uitverkoren is en dat zij daarom op strengere wijze geoordeeld wordt. Hij trok een parallel met Oudtestamentische profeten als Jesaja, Jeremia en Ezechiël die het oordeel over Israël aanzegden maar ook haar herstel wanneer het volk zich zou bekeren. Dat deze bekering van het Joodse volk verwacht werd, blijkt o.a. uit de toespraak van Petrus in Hand. 3:19.

Taalkundige weerlegging.

Dat de vraag van de discipelen in Hand. 1:6 “Heer herstelt (apo-kathistemi) u in deze tijd het koninkrijk voor Israël?” een juiste vraag was toonde Mark ook aan vanuit het Grieks. Apo-kathistemi is namelijk een technische term welke ook in Grieks-Joodse teksten uit die tijd gebruikt wordt om het herstel van het Joodse volk in zijn land aan te duiden.”

Weerlegging vanuit de context.

De definitieve bevestiging van de juistheid van de vraag van de discipelen in Hand. 1:6-8 staat in de direct volgende verzen 9-11, waar twee mannen in witte kleren de discipelen troosten met: “Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze terugkomen als u Hem naar de hemel hebt zien gaan.” De enige manier waarop deze tekst voor Mark zin krijgt, is door hem te lezen in verband met Zach. 14:4: “Op die dag zullen zijn voeten staan op de Olijfberg.” De twee engelen zeggen dat Jezus op precies dezelfde manier zal terugkeren als hij weggegaan is: op de Olijfberg. Om Jeruzalem redding te brengen ...

Volgende maand de praktische toepassing van bovenstaande.

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van april 2018