Fia Natkiel

 “Ik ben voor de oorlog in Amsterdam geboren. Mijn vader heette Isidoor Natkiel en was hoofdklerk bij de gemeentelijke woningdienst en mijn moeder was Clara Prins. Mijn beide grootvaders waren diamantslijper. Ik was de middelste van drie zusters. Mijn vader zat in het bestuur van een gymnastiekvereniging waar ik ook lid van was. Mijn oudste zus vertelde dat hij de Olympische Spelen in Amsterdam van 1928 had bijgewoond, als afgevaardigde van het bestuur. In 1938 overleed hij.” Aan het woord is Hadderech-lid Fia Benjamins uit Roosendaal.

Kugel met peren

Bij ons thuis werd er niets aan het geloof gedaan, ik ben echt liberaal opgevoed. We aten wel joodse gerechten. Mijn vader nam na het biljarten wel eens gemberbolussen mee en mijn moeder maakte soms kugel met peren. Brrr, daar moet ik nu niet meer aan denken, veel te zoet. Met de joodse feestdagen aten we extra lekker maar verder deden we niets aan het Joodse geloof.

In het jaar dat mijn vader stierf ging hij zich opeens strikter aan bepaalde Joodse gebruiken houden; in plaats van de tram te nemen ging hij bijvoorbeeld op zaterdag lopen.

Hetzelfde was het geval met mijn oudste zus die haar leven lang ook weinig interesse had voor het Jodendom. Maar op het laatst van haar leven kreeg ze er toch belangstelling voor. Jammer dat ze er toen geen werk meer van heeft kunnen maken.

Door Hadderech ging ik me meer interesseren voor het jodendom. Onze seider is behalve gezellig ook betekenisvol. Door wat we lezen worden we herinnerd aan het grote wonder dat ons volk met Pesach verlost werd van de dwangarbeid van Egypte. Net zoals de opstanding van de Messias en de verlossing van zonden door hem ook een groot wonder is.

 

Dat ik Joods ben hang ik niet aan de grote klok

Tijdens de oorlog was ik aanvankelijk in Utrecht ondergedoken, dankzij mijn oudste zuster die contact had met een organisatie voor onderduikers. Een korte tijd woonde er ook een andere Joodse onderduiker uit Arnhem, Jaap Sternfeld die enkele jaren ouder was dan ik. Op een goede of liever kwade dag kwam mijn onderduikmoeder thuis. Ze was aangesproken door een onbekende man die uiteindelijk niets tegen haar had durven zeggen.

De volgende dag lag er een briefje in de bus waarin stond dat de boel verraden was. Jaap Sternfeld en ik gingen tijdelijk naar een ander adres in Utrecht in afwachting van een nieuw adres. Dat werd voor mij een klein plaatsje in Friesland, niet ver van waar minister Gerbrandy woonde. Ik heb op drie verschillende plaatsen in Friesland gezeten waar ik ook de bevrijding meemaakte.