Rabbijn I. Maarsen

Van alle gevoelens waar de mens last van kan hebben, zijn haatgevoelens misschien wel het schadelijkst voor de mens. Dergelijke gevoelens ontstaan op verschillende manieren. 
Heel vaak zijn haatgevoelens gericht tegen mensen die ons geen kwaad gedaan hebben, maar die meer dingen kunnen of hebben dan wij.

Er kunnen echter ook gegronde redenen zijn om een hekel aan iemand te hebben. Er zijn  mensen die ons leven heel onaangenaam maken. We zijn dan geneigd het kwaad en de kwaadstichter te vereenzelvigen in plaats van alles in het werk te stellen de betreffende persoon op andere gedachten te brengen. Niet voor niets beveelt de Thora: “Ge zult uw broeder in uw hart niet haten, openlijk zult u hem terechtwijzen (Lev. 19:17).”

 

De Thora veroordeelt dus niet alleen de daad maar ook de hartsgesteldheid en roept ons op de moed op te brengen tegen onze naaste te zeggen wat we denken. Misschien blijkt onze hele houding op een misverstand te berusten. Op die manier kunnen onze gevoelens naar buiten komen en worden ze niet steeds groter om tenslotte ons van binnenuit te verteren.

Maar voor het geval dat mocht blijken dat we terecht haatgevoelens koesterden voegt de Thora direct eraan toe: “U zult niet wraakgierig zijn en haatdragend tegenover de zonen van uw volk.”

Dit is geen eenvoudige opdracht en in strijd met de menselijke natuur die er niet op uit is om genade voor recht te laten gelden. Dat is eigenlijk alleen aan de engelen gegeven, die geen hartstocht kennen, maar voor de mens niet weggelegd.

Toch heeft God het bevolen en daarom keurt de joodse ethiek haat af in de sterkst denkbare bewoordingen: “Wie iemand haat begaat een moord (Ketoebot 77b).” En: “Wie een mens haat handelt alsof hij Hem haat die sprak en de wereld liet ontstaan (Pesikta Zoetarta op Numeri).” Even streng veroordeelt ze degene die niet wil vergeven en noemt hem of haar een wreedaard. Om de vijandschap tussen twee mensen te beëindigen is immers ook de medewerking nodig van degene aan wie het onrecht aangedaan is. Wanneer deze weigert vergeving te schenken handelt hij in strijd met de opdracht om God na te volgen. Wat zou er van ons mensen met al onze fouten en gebreken terecht komen wanneer Hij ons niet zou vergeven?

Natuurlijk geldt bovenstaande niet voor maatschappelijk onrecht. Daar kan een straf juist heilzaam zijn en zou vergeving kwalijke gevolgen kunnen hebben.

Vrij naar: I. Maarsen, Mens en Moraal; Zutphen 1935. Dit artikel verscheen in het maandblad Hadderech van november 2016.