Na jaren van armoede en ellende, die zijn vertrouwen in de Heilige, gezegend zij Hij, niet hadden geschokt, had rabbi Eizik, de zoon van rabbi Jekel van Krakau, tot drie keer toe in een droom de opdracht gekregen naar Praag te reizen om een schat te zoeken onder de brug naar het paleis van de koning. Na een lange voetreis, kwam hij aan bij de brug maar zag dat die dag en nacht bewaakt werd door militairen. Daarom durfde hij niet te gaan graven.
Toch ging hij elke ochtend naar de brug en bleef de hele dag in de buurt. Het hoofd van de wacht informeerde of hij wat zocht of misschien op iemand wachtte. Rabbi Eizik vertelde hem van de droom. De ander barstte in lachen uit: “Ben je dat hele eind komen lopen vanwege een droom? Tja, dat is het lot van iemand, die in dromen gelooft. Als ik in dromen had geloofd, had ook ik een verre reis moeten maken. Want mij is in een droom geboden naar Krakau te gaan, naar het huis van een of andere Jood, Eizik ben Jekel geheten, om daar onder de kachel naar een schat te graven. Ik zag mezelf al, in een stad waarvan de helft van de inwoners Eizik heet en de andere helft Jekel!”
Rabbi Eizik nam met een buiging afscheid en liep naar huis. Daar groef hij de schat op die onder de kachel lag begraven. Hij bouwde er een synagoge van, die de naam kreeg: De synagoge van rabbi Eizik, de zoon van rabbi Jekel.
Uit: E. Whitlau, een vleugje paradijs (chassidische vertellingen).
Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van juni 2022