Prof. Dr. Evert W. van de Poll

In zijn dissertatie van 2008, aan het eind van het hoofdstuk over de voorlopers van de huidige Messiaanse beweging, stelt Evert van de Poll vast dat de oudere generatie Joodse christenen veel belang stelden in de Joodse kalender, vooral met het oog op hun typologische en profetische betekenis maar dat zeer weinigen de feesten vierden. De enige uitzondering was Pesach (het Joodse Paasfeest).

Na de Tweede Wereldoorlog begonnen verschillende groepen de seideravond te vieren. Hiertoe werden diverse joods-christelijke liturgieën ontwikkeld, gebaseerd op de traditionele Haggada.

 

De opmars van de Messiaanse beweging

Vanaf het eind van de jaren `60 van de vorige eeuw begon dit te veranderen. Een nieuwe generatie gelovigen ging zijn etnische identiteit op culturele wijze uitdrukken. Joodse feesten werden niet langer alleen bestudeerd. Dit was vooral het geval bij Messiaanse gemeenten, die een Joodse wijze van eredienst ontwikkelden. Hier zien we een van de opmerkelijkste verschillen tussen Joodse christenen en de Messiaanse beweging. De eersten zagen het vieren van de feesten als iets van het jodendom en waren bang voor judaïsering. Messiaanse Joden redeneerden dat Joodse feesten feitelijk Bijbelse feesten zijn en daarom is er niets mis met ze te vieren. Het vieren van de feesten is voor veel Messiaanse Joden een belangrijke manier geworden om zich te identificeren met hun volk en hun collectieve identiteit uit te drukken.

In Israël zien we een soortgelijke ontwikkeling, die alleen later op gang kwam. Toen Joodse christenen in de diaspora net voor en na de Tweede Wereldoorlog een Joods-christelijke versie van de seider gingen vieren was dit ‘not done’ onder Israëlische gelovigen. In 1960 gaf Moshe ben Meir een soort Messiaanse Haggada uit. Gershon Nerel schrijft hierover: “Grote scepsis was het gevolg. Zo’n onderneming riekte teveel naar de synagoge en wetticisme. Het werd afgeraden voor gemeenten die Bijbels wilden zijn.” Maar binnen ongeveer tien jaar zou het normaal worden voor alle kehillot om als gemeente een Pesachmaaltijd te houden. Zelfs Baruch Maoz, een van de meest uitgesproken critici van het Messiaanse jodendom met zijn toegeeflijkheid jegens de rabbijnse traditie, stelt met klem: “Wanneer we God aanbidden, behoren we onze Joodse identiteit te bewaren, om duidelijk te maken dat ons geloof geen heidenen van ons gemaakt heeft.” Wanneer men hem vraagt hoe zijn gemeente dit principe toepast, is zijn eerste antwoord: “We hebben ieder jaar onze seider.”

Hij erkent het typologisch belang van de feesten: “Ze leren ons veel over de Messias.” Maar hij voegt eraan toe: “Het voortdurend vieren ervan is nuttig om onze Joodse cultuur te ervaren en om als gelovigen onze Joodse identiteit vast te houden.”

Wat vieren Messiasbelijdende Joden met Pesach?

Het eerste jaarlijkse feest van de Bijbelse kalender, Pesach, is altijd van het grootste belang geweest in het jodendom. Messiasbelijdende Joden bekleden het met evenveel eer. Marvin Rosenthal noemt het het fundamentele feest waarop alle andere feesten rusten.

Voor Joodse gelovigen is de historische betekenis tweeledig. De seider herinnert hen aan de nacht waarop de doodsengel voorbijging aan de Israëlieten in Egypte, de nacht waarop ze uit de slavernij werden uitgeleid. Het herinnert ook aan het laatste avondmaal van Jezus, zijn gevangenneming, terechtstelling en dood aan het kruis met Pesach. Dat was een even groot verlossingsgebeuren.

In de christelijke liturgische traditie is de oorspronkelijke betekenis van Pesach zo vergeestelijkt dat het z’n belang verloor. Maar net zoals hun Joods-christelijke voorgangers wijzen Messiasbelijdende Joden deze typologische reductie af.

Nóg belangrijker is dat Pesach niet alleen achterom ziet, het kijkt ook vooruit. “Het volgend jaar in Jeruzalem”. Wanneer Joden het verhaal van de uittocht vertellen, geven ze ook uitdrukking aan de hoop van het Joodse volk, te midden van onophoudelijke beproevingen en moeiten. Dit eschatologisch vooruitzicht gaat terug tot de tweede-tempelperiode en schijnt een gangbaar aspect te zijn geweest van de Pesachviering in Jezus’ dagen. “Ik zeg u dat Ik van nu aan van de vrucht van de wijnstok niet zal drinken tot op de dag wanneer Ik die met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk van Mijn Vader” (Matth. 26:29).

Victor Buksbazen geeft het als volgt weer: “(…) Jaar na jaar, nu al zo’n 35 eeuwen, herhalen Joden het verhaal van Pesach met ononderbroken regelmaat, getuigen als zij zijn van God voor de naties der wereld. Daarbij putten ze vernieuwde hoop en kracht om hen te dragen door elk lijden en alle vervolging die het komend jaar met zich brengt. Hij die zijn volk verlost heeft van Farao, Haman, Hitlers en Stalins zal er voor zijn volk zijn, wat er ook gebeurt. (…) Pesach is het verhaal van bevrijding en de voorbode van een grotere bevrijding in de toekomst, het voertuig van een onverwoestbare hoop op de Messias.”

Bron: Evert W. Van de Poll, Messianic Jews and their Holiday Practice – History, Analysis, Gentile Christian Interest (Edition Israelogie, Nr. 9). Frankfurt am Main, Peter Lang. Gewijzigde en uitgebreide versie van de oorspronkelijke uitgave van het proefschrift,  Sacred Times for Chosen People, (Zoetermeer, Boekencentrum, 2008).

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van april 2019