Dr. Adolph Saphir

Dat christenen over het ‘Koninkrijk van God’ zoveel van mening verschillen, is niet omdat de Schrift daarover onduidelijk is. Er is immers geen Bijbelboek dat niet profetisch is, en overal vinden we profetische aanwijzingen en leerstukken over het komende Koninkrijk.

Op de vraag: “Waar wordt er dan over gesproken?”, ben ik geneigd te antwoorden: “Waar wordt er níet over gesproken?”

De vragen die zich in verband met het Koninkrijk opdringen zijn:
Wie is de Koning?
Hoe en wanneer wordt het Koninkrijk opgericht?
En wat is de aard van het Koninkrijk?

Wie is de Koning?

In zekere zin is God de Vader de Koning. Het is immers tot Hem dat wij het gebed opzenden: “Uw Koninkrijk kome!” Van Hem is het Koninkrijk, want uit Hem en tot Hem zijn alle dingen. Maar de Vader heeft de Zoon aangewezen als de Koning, net zoals de Messias de wijnstok is en de Vader de landman. De Messias is de Koning, op wiens schouders de heerschappij gelegd wordt en die in naam en tot verheerlijking van de Allerhoogste op aarde zal regeren. Hij wordt in de Schrift nooit koning van de Gemeente genoemd. Hij is haar hoofd en bruidegom. Hij regeert over haar door de werking van de Geest in de harten van de zijnen. De verhouding tussen de verhoogde Heiland en de gelovigen is oneindig verhevener en inniger dan die tussen een koning en zijn onderdanen. Het koningschap van de Messias heeft daarom geen betrekking op de Gemeente, die mét Hem zal regeren. Het heeft betrekking op Israël en de volken, over wie Hij zal regeren in de toekomende eeuw.

Het koningschap van de Messias als zoon des mensen

Jezus noemt zich meer dan 80 keer in de evangeliën ‘de zoon des mensen’. Maar hoe moeten we ons zijn koningschap als zoon des mensen voorstellen? Ons begrip van koningschap is begrensd en uit onszelf kunnen we ons geen beeld vormen van Gods opvatting van de mens als koning. Deze leren we uit de Schrift. Al helemaal in het begin lezen we hoe de mens geschapen wordt om te heersen over de schepping - Gen. 1:26. En op dezelfde manier beschrijft Daniël de koninklijke waardigheid van Nebukadnezar: De God van de hemel heeft u het koningschap gegeven en de dieren en de vogels in uw hand gegeven. Hij heeft u aangesteld tot heerser over dit alles. - Dan. 2:37-38

De ware, ideale koning is alleen nog niet verschenen. Het dichtst bij deze regering kwam Davids koningschap. Maar met zijn laatste woorden getuigde hij van de komst van een volmaakte koning: Er komt een heerser over de mensen, een rechtvaardige, een heerser in de vreze Gods. Hij is als het licht van de morgen, een morgen zonder wolken; als de glans na de regen, die groen laat opkomen uit de aarde. - 2 Sam. 23:2-4

Bij zijn wederkomst is het Jezus die Gods oorspronkelijke instelling aangaande de mens als koning van de schepping zal vervullen.

Het koningschap van de Messias als zoon van David

Maar Jezus wordt koning, niet alleen als zoon des mensen maar ook als zoon van David, zoals hij in de evangeliën zo vaak en met nadruk genoemd wordt. Van Hem getuigen alle profeten, en de engel die zijn geboorte aankondigde vat al hun profetieën samen: “Wees niet bevreesd, Maria (...) Zie, u zult zwanger worden en een zoon baren en u zult hem de naam Jezus geven. Hij zal groot zijn en de zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heere, zal hem de troon van zijn vader David geven, en hij zal over het huis van Jacob koning zijn tot in eeuwigheid en aan zijn koninkrijk zal geen einde komen.” - Luc. 1:30-33

Het kan niet duidelijker gezegd worden. Maria kon dit niet anders dan letterlijk opvatten. En heeft de geschiedenis niet bewezen dat ze achter de woorden van de engel niet een andere werkelijkheid hoefde te zoeken? Wérd haar niet een zoon geboren? Wás Jezus niet groot? En wérd hij de eeuwen door niet ‘zoon van de Allerhoogste’ genoemd? Is er dan enige reden om te twijfelen of God hem ook de troon van zijn vader David zal geven? Dat Dávid zijn vader was, verklaarde de engel even nadrukkelijk als dat Gód zijn vader was. En wist niet iedere Israëliet - en dat naar de Schriften - wat bedoeld werd met ‘de troon van David’? Die troon is in Jeruzalem, op aarde, en niet in de hemel. Is het niet op zijn zachtst gezegd oneerbiedig te beweren dat Jezus nú op Davids troon zit? En zijn regering over het huis van Jacob en zijn eeuwig koninkrijk kunnen niets anders betekenen dan dat waarvan alle profeten getuigen en dat de HEERE zelf heeft aangekondigd [1].

Hoe en wanneer wordt het koninkrijk van God opgericht?

Het koninkrijk van God zal zich niet gaandeweg maar plotseling openbaren; niet onopgemerkt, zoals het rijk van de genade in ons hart, maar onder grote en machtige tekenen. Niet door menselijke krachtsinspanning maar door direct ingrijpen van boven. Zonder toedoen van mensenhanden zal de steen het beeld van Daniël (2:34) verbrijzelen, de wereldrijken die samen een groot beeld vormen van menselijke macht en glorie doen instorten. De wereld zal niet langzaam maar zeker overgaan in het koninkrijk. Er komt een crisis: het ongeloof en de vijandschap van de mensheid tegen God bereikt het hoogtepunt. En dan stuurt Hij zijn Zoon, om zijn vijanden te oordelen en te vernietigen.

Wanneer we het karakter van het koninkrijk voor ogen houden, is het niet moeilijk te begrijpen wat er moet gebeuren als het komt. Op dit moment is de satan de vorst van deze wereld. Hij verblindt de mens zodat hij het licht van het evangelie niet kan zien en voert hem langs de weg van de zonde. We weten dat dit vroeg of laat zal culmineren in de komst van de antichrist. De Messias zal deze teniet doen bij Zijn komst. Dan zal satan gebonden worden en de mens niet langer kunnen verleiden.

Wat is de aard van het koninkrijk?

Het komend koninkrijk zal hier op aarde worden opgericht. Overeenkomstig het gebed dat de Messias ons in de mond gelegd heeft, zal Gods wil gedaan worden op aarde, zoals in de hemel. Híer, waar God vergeten en verloochend wordt, zijn eer ontwijd en zijn geboden overtreden. Waar de volken in plaats van zijn heerlijkheid en zijn lof te verbreiden niet voor zijn gezag gebogen of zijn wet geëerbiedigd hebben. Hier op déze aarde zal Hij regeren. Geen ongerechtigheid en niets gruwelijks zal meer bedreven worden, noch de oorlog geleerd. Maar de heerlijkheid van de Heere zal alles omvatten en doordringen.

Uit: A. Saphir, Het gebed des Heren. Ingekort en hertaald door de redactie.

[1] Ez. 34:24, Jer. 30:9, Hos. 3:5

Zie ook: Onze Vader

en Het Koninkrijk van God, wat is dat?

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van december 2023