Dr. Adolph Saphir

Tijdens de algemene ledenvergadering van 28 oktober maakten we een begin met het nieuwe jaarthema ‘Wandelen met God’. Het eerste artikel in dit kader gaat over het geloof, essentieel voor een wandel met God (red.).

Lezen: Hebreeën 11:30-40
In de Bijbel neemt het geloof een centrale plaats in. Al Israëls overwinningen zijn door het geloof behaald. De geschiedenis van dit volk is het verhaal van Gods machtige, verlossende genade en het geloof van mensen. Van boven daalt het wonder neer, van beneden stijgt het geloof op. Van de roeping van Abraham af tot de geboorte van Mozes, van het Pascha en de Rode Zee tot de tocht door de Jordaan is alles wonder, en alles komt tot stand via het geloof van enkele uitverkoren heiligen. 

De verovering van Jericho

Israël staat voor Jericho, een ommuurde en versterkte vesting, alleen niet door wapengeweld mocht het volk haar innemen maar door het geloof. Hoe onzinnig moet die dagelijkse processie de Kanaänieten zijn voorgekomen: de strijdbare mannen, voorafgegaan  door zeven priesters die de ark van de HEERE droegen en op hun sjofars bliezen. Israël geloofde echter, en hield geen rekening met zijn eigen krijgsmacht, bekwaamheid en moed. Men vertrouwde eenvoudig op God, en gehoorzaamde Zijn bevel om datgene te doen wat ook hen als zinloos moest voorkomen. De muren van Jericho vielen, en de stad met alles wat erin was, werd met vuur verbrand, overeenkomstig Gods wil. Want de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten was vol.

En wat zullen we nog meer zeggen?

Het ontbreekt de schrijver van de Hebreeënbrief aan tijd om in de keten van richters en koningen in Israëls geschiedenis al de gouden geloofsschakels afzonderlijk te behandelen. De richters Gideon, Barak, Jefta en Simson bewijzen dat de mens alleen door het geloof groot wordt. Al hun heldendaden kwamen voort uit hun geloof. Toch werd hun geloof maar zwak en onder gebreken beoefend. Maar Hebreeën 11 zwijgt hierover, en spreekt alleen over hun geloof.

Heel de geschiedenis van de koningen, vanaf David, en van de profeten, om te beginnen bij Samuel, is geloofsgeschiedenis, waarin de beloften vastgegrepen worden, Gods woorden gehoord en gehoorzaamd en de wereld overwonnen wordt. Het is duidelijk dat de apostel overstelpt wordt door de menigte van getuigen, die hij oproept als evenzovele illustraties van de kracht van het geloof van de groten van Israël, zozeer dat hij de chronologische volgorde loslaat. Grote dingen brachten ze tot stand. In een sneltreinvaart gaat alles aan ons oog voorbij: de Filistijnen, de Moabieten, de Syriërs, de Edomieten, die de richters en koningen van Israël bevochten en overwonnen door het geloof in de levende God. Want David en al de profeten wandelden in nederigheid voor hun God en ontvingen Zijn woord met een bevend hart. Zo toonden zij zich kinderen van Abraham, en door het geloof overwonnen zij koningen, oefenden zij gerechtigheid, verkregen zij beloften en werden zij ingeleid in de raadsbesluiten van God.

Het geloof kan leiden tot wonderlijke zaken. God zendt zijn engel om leeuwenmuilen toe te stoppen, zodat Daniël ongedeerd blijft. Het vuur in de oven, zeven maal heter gestookt, wordt zijn kracht ontnomen, niet door water maar door het geloof van Daniëls drie vrienden.

Smartelijke ervaringen

Maar het geloof is niet alleen getuige van grote daden en grote overwinningen maar ook van grote verdrukkingen, veel lijden en beproevingen. En nu noemt de apostel geen namen maar somt de smartelijke ervaringen op die de gelovige moet doormaken. “Vrouwen hebben hun doden teruggekregen door opstanding uit de dood. Maar anderen zijn gefolterd en namen de aangeboden verlossing niet aan, opdat zij een betere opstanding verkrijgen zouden. En anderen hebben spot en geselslagen verdragen, ja zelfs boeien en gevangenis.” Zo moesten toegewijde Israëlieten in de tijd van de Makkabeeën verschrikkelijke martelingen ondergaan en    werd Zacharia gestenigd - 2 Kron. 24:21. Anderen werden in stukken gezaagd, zoals Jesaja, en weer anderen ten tijde van Izebel door het zwaard gedood.

Uitzien naar het koninkrijk en de volmaaktheid

Zij allen leefden en leden door het geloof, en zagen met ons uit naar dezelfde glorietijd, wanneer onze Heer Zijn koninkrijk zal vestigen en Zijn heerlijkheid zal openbaren. De heiligen van het Oude Testament zagen uit naar een betere opstanding, de opstanding van de rechtvaardigen, waarvan Daniël, onze Heer Jezus, de apostel Paulus en het boek Openbaring getuigen.[1] Zij allen hebben door Gods genade dit geloof op zo’n manier in hun leven, lijden en dood laten zien dat zij een goed getuigenis ontvingen. Hen wacht nu in het vrederijk de uiteindelijke volmaaktheid.

 [1] Dan. 12:2, Luk. 20:35, Fil. 3:11 en Openb. 20:6

Uit: A. Saphir, Een Hebreeër over de Brief aan de Hebreeën. Hertaald en ingekort door de redactie.

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van november 2023