Marjorie W. Eberlé-Gotlib

In Lucas 1:26-34 lezen we de bekende woorden:

“In de zesde maand nu werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazareth, tot een maagd die ondertrouwd was met een man genaamd Jozef, uit het huis van David en de naam der maagd was Maria. En toen hij bij haar binnengekomen was, zei hij: Wees gegroet, gij begenadigde, de Here is met u. Zij ontroerde bij dat woord en overlegde welke de betekenis van die groet mocht zijn. En de engel zeide tot haar:

 

Wees niet bevreesd Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren en gij zult hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en zoon des Allerhoogsten genoemd worden en de Here God zal hem de troon van zijn vader David geven en hij zal als Koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen. En Maria zei tot de engel: ʽHoe zal dat geschieden, daar ik geen omgang met een man heb?ʼ”

Maria blijkt alleen moeite te hebben met het feit dat ze geen omgang met een man heeft. Kende zij dan de feiten die de engel haar aankondigde? Zij had immers nooit een nieuw testament gezien, want dat moest toen nog geschreven worden. Bij de woorden van Gabriël gingen de beloften uit Jesaja 9:5 en 6 voor haar leven. 
Daar staat in de hebreeuwse grondtekst: “Ja een kind is ons geboren, een zoon ons geschonken op wiens schouders de heerschappij zal rusten. Hij, de Wonderbaarlijke, de Raadgever, de machtige God, de Vader der Eeuwigheid gaf hem de naam Vredevorst. Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De gloeiende ijver van de Heer der Heerscharen zal dit ten uitvoer brengen”. En Maria was degene aan wie dit ten uitvoer zou worden gebracht.

Sinds 400 na Christus viert de kerk in de hele wereld kerstfeest.
Een datum van de geboorte van Jezus vindt u echter nergens in de bijbel. Wel werd op 25 december,  op de laatste dag voordat de dagen weer gaan lengen, door de heidense volkeren de geboortedag van Mitras – de zonnegod – gevierd. Met dennenbomen, die nooit hun naalden verliezen, verheugden de  heidenen zich over de terugkeer van de zon, die van al hun goden de allergrootste was. Nu nog is de kalenderweek van niet-joodse mensen gevuld met de dagen die aan de afgoden gewijd zijn: zondag aan de zon, maandag aan de maan, woensdag aan Wodan, donderdag aan de dondergod Donar, en  vrijdag aan de godin Freia. Om kort te gaan: de kerk laat op 25 december de Verlosser zijn leven in nederigheid beginnen.

Slechts 33 jaar later stierf Hij. Toen begonnen u en ik te leven, want niet de kribbe, maar wel het kruis en de opwekking staan vandaag centraal.

In Jesaja 9:5 staat dat God onze Raadgever is. Dat betekent dat God antwoord geeft op elk probleem, elke vraag die wij Hem als Raadgever stellen.
Onze zonde, ons tekort, is dat wij bij vragen en problemen zelf de oplossing trachten te zoeken. Pas wanneer veel is misgelopen gaan we tot Hem en daarna letten we er vaak niet eens op hóe Hij de wonderbare oplossing geeft. Meestal is dat totaal anders dan wij bij hem zochten. De zoon die God ons via Maria schenkt kreeg de naam Vredevorst.
In de hebreeuwse grondtekst is dat sar sjalom. In het oude testament is ‘sar’ een vorst die niet van koninklijke bloede is, het is een staatsminister. Sjalom is tegenwoordig een bekender woord; de volle betekenis van sjalom is ‘alles hebben wat je nodig hebt’.
Dus niet alleen een afwezigheid van oorlog, dat is negatief. De enige die alles heeft wat wij nodig hebben is God. En nu is één van de namen van de Messias sar sjalom, de staatsminister van God en die kan schatten aan ons geven. En de grootste van al Gods schatten is vrede tussen God en ons.

Deze vrede hebben wij verstoord door naar de verwarrer, de satan te luisteren. Wij verkozen zelf ons leven te leven en stelden ons daarmee buiten de macht van God: de dood deed zijn intrede. Dood-zijn is buiten Gods gemeenschap staan. De Messias heeft op het kruis van Golgotha voor ons de losprijs betaald door ons daar los te kopen van de duivel. Wij zijn vrijgekochten uit de hand van de duivel, die ons in de hof van Eden wegroofde uit Gods gemeenschap. Wij zijn voorbijgesprongen (zoals de grondtekst het noemt) door de dood, net als het joodse volk in Egypte gedurende de tiende plaag voorbijgesprongen werd door de dood, terwijl alle eerstgeborenen van mens en dier door God zelf werden gedood bij de Egyptenaren.

Waarom moest die tiende plaag daar in Egypte nu juist de dood der eerstgeborenen zijn? Alle vorige negen plagen waren natuurrampachtige toestanden geweest waar geen doden bij vielen. In Ex. 4:22 gebiedt God dat Mozes tegen Farao moet zeggen:

“Israël is mijn eerstgeboren zoon; daarom zeg Ik u laat mijn zoon gaan opdat hij Mij diene; zoudt gij echter weigeren hem te laten gaan, dan zal Ik uw eerstgeboren zoon doden”.

Het eerste deel van het 32e vers uit Lucas 1 is geschied; God heeft naar zijn woord uit zijn eerstgeboren zoon Israël –uit het joodse volk waartoe Maria behoort – haar eerstgeboren zoon Jezus, onze Messias geboren doen worden.

Jezus vervult als enige van deze schepping de tien geboden. Deze tien geboden zijn en blijven Gods eis aan alle mensen van alle tijden. Maar iedereen, zowel Jood als niet-Jood, zondigt tegen deze verwachtingen van God. Hoe kunnen wij dan leven, want door ze niet te vervullen zijn wij aan de kant van de duivel terechtgekomen. Wij hebben verzuimd de gerechtigheid tegenover God te doen. Toen de Messias zich aan dat kruis overgaf in de dood, vervulde Hij in onze plaats de wet van de liefde tot God en de naaste in alles. Door zijn dood verschaft hij onderpand, handgeld aangaande die nog niet geheel afgewerkte vrijkoop uit de handen van satan. Sindsdien slaat God, buiten de wet om, een brug naar de uit zijn gemeenschap gevallen mens. En om-niet, dat is gratis, schenkt God de mens de gerechtigheid van Christus als ‘gave’. Hij schenkt die uit zijn genade. God verlangt niet van ons dat wij door eigen werken zijn heil verdienen. Alleen geloof verlangt Hij van ons, want wie zijn geloof vestigt op Hem die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid!

Maar, zoals wij zeiden, Jezus betaalde pas handgeld, de duivel heeft nog een korte tijd macht en daarom staan wij als aangevochten gelovigen in dit leven. De satan probeert nu eens zó,  en dan weer anders ons helemaal in zijn macht te houden. Vaak doet hij ons geloven dat hij van de hemel komt en verkleedt zich als een engel des lichts. Maar hij is te herkennen: hij zal altijd trachten ons ervan te weerhouden het van het geloof alleen te verwachten. Hij zal ons aansporen om te werken teneinde behouden te worden.
Zolang we daaraan gehoor geven zijn we niet tot God gekeerd. We zijn ingesteld op ons eigen ik, dat tracht Gode welgevallig te worden. Keren we ons daarentegen tot God in de naam van de Vredevorst Jezus, dan beloont Hij ons voor ons vertrouwen in Hem.

Er zijn mensen die dit een veel te makkelijke manier vinden om verlossing van zonden te krijgen; maar Jezus sprak waarheid toen Hij zei ‘dat zijn last licht en zijn juk zacht’ was.

De mens staat echter onwillig tegenover genade. Eigenlijk wil hij zijn heil veel liever zelf verdienen. En die worsteling tussen het twijfelen of we het zelf moeten verdienen of dat het reeds op Golgotha door de Messias voorgoed voor ons volbracht is, die twijfel en die worsteling, dat is een zaak die de duivel graag aanwakkert.

Hij keert ons dan, verkleed als een engel van omhoog met ons aangezicht naar de wereld. Zolang wij ons daarop richten, dus horizontaal met de nooddruftigen aan de gang zijn, is satans doel bereikt. Pas wanneer we de dingen verticaal, dus van God verwachten en ze door Hem laten verwezenlijken, kan de wereld met al haar noden aan haar trekken komen, omdat het tussen ons en God in orde is.
En dat kan alleen wanneer we niets van onszelf en alles van God verwachten. Dan pas ligt alles klaar om het naar Gods wil te doen. Paulus moest speciaal hierop de aandacht vestigen in Efeze 2: 8-10, waar hij schrijft:

“Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf; het is een gave van God, niet uit werken, opdat niemand roeme”.

Even onverwacht voor de wereld als zijn eerste komst in nederigheid in de stad van David was, ruim 2000 jaar geleden, zo zal het tweede deel van Gabriëls aankondiging uit Lucas 1: 32 vervuld worden. Wat in Davids stad begon zal op Davids troon verder gaan, en die troon stond en zal weer staan in de stad van David, Jeruzalem. Het zal ook daar in Jeruzalem zijn dat de Messias zal weerkomen om uit te gaan voeren wat God hem opdroeg te doen, nl. Koning te zijn over het huis van Jakob tot in eeuwigheid. Via hem zal de God van Abraham, Isaäk en Jakob regeren over het huis van Jakob, waardoor Israël eindelijk in staat gesteld zal worden te zijn waartoe het volk al in de aanvang geroepen werd in Ex. 19: 6. Daar belooft God hun al: “Gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk”. Want God heeft Israël geschapen om de wereld te mogen aanzeggen dat er een koninkrijk zal komen dat door God en niet door mensen gemaakt is. Bidden we niet, net als het joodse volk doet: “Uw koninkrijk kome”? Dat zelfde koninkrijk, zo lezen we in Hand. 1: 3, was veertig dagen lang het enige waarover Jezus met de apostelen gesproken heeft na zijn opwekking uit het graf.

Dat mogen wij elkaar van dag tot dag ook vertellen.
God stuurt zijn Zoon ten tweede male om eerst zijn gemeente, dus u en ik die geloven dat deze de Messias is, van de aarde weg te halen. Paulus zegt in 1Thess. 4: 16-18:

“De Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel en zij die in Christus gestorven zijn zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Heer tegemoet in de lucht en zo zullen wij altijd met de Heer wezen. Vertroost elkander dus met deze woorden”.

Als dit gebeurd zal zijn, zet de Messias zijn tocht naar de aarde voort en wij, die sinds die opname in de lucht voor altijd bij hem zijn, zullen meekomen. Zo staat het ook in Zacharia 14, de openbaring van de Messias op de Olijfberg. Hij zal dan uittrekken om tegen de verdrukkers van het joodse volk te strijden en wij doen met Hem mee. De profeet Zacharia, waaruit Jezus heeft geciteerd, zegt dan in het 4e vers van hoofdstuk 14, dat zijn voeten zullen staan op de Olijfberg die vóór Jeruzalem ligt aan de oostzijde en de Olijfberg zal middendoor splijten. De mannen in witte kleren, die op de Olijfberg staan als Jezus naar de hemel vaart, zeggen dan ook tegen de verschrikte discipelen in Hand. 1: 11:

“Galilese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus die van u opgenomen is naar de hemel zal op dezelfde wijze wederkomen als gij hem ten hemel hebt zien varen”.

Lieve mensen, vertroost elkaar dit kerstfeest met de blijde boodschap dat wij in God een wonderbare raadsman hebben, die hoopt dat wij Hem om raad zullen vragen in alles. Onze Vredevorst Jezus begon zijn aardse leven in Bethlehem. Hij stierf, werd begraven en God wekte hem op en gaf hem een onsterfelijk lichaam. Dit onsterfelijke lichaam staat ons ook te wachten. In 1 Cor. 15: 51-54 schrijft Paulus ons:

“Zie, ik deel u een geheimenis mede; allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen”.

Vertroost elkaar daarmee op kerstfeest! Wij verwachten immers de sar sjalom, de staatsminister van Gods schatkamer, die met zijn sleutel op Gods tijd diens schatkamer opent en ons alles schenken zal wat wij nodig hebben. Want in zijn koninkrijk zijn geen tranen, ziekten, oorlog, gebrek, woningnood, terrorisme en geen dood! Dan pas is er vrede op aarde; dan pas kunnen wij, die de mensen van Gods welbehagen zijn, van harte het lied zingen ‘Ere zij God in den hoge’.  Ik wens u een blij en gezegend Kerstfeest!

Dit artikel stond eerder in het maandblad Hadderech.