Pieter A. Siebesma

Het Jiddisch lijkt nog het meest op het Duits. Dat zie je bijvoorbeeld aan de woorden voor familieleden: zoon is ‘zoen’ en dochter is ‘techter’; vader is ‘fother’ en moeder is ‘moeter’ of ‘mame’. In het West-Europese Jiddisch noemde men een moeder een ‘memme’.

Of als je haar liefkozend aansprak een ‘memmele’ (een moedertje). Een van de bekendste Jiddische liederen is gewijd aan ‘mein Jiddische memme’.
Nu wordt wel beweerd dat in het jodendom vrouwen worden gediscrimineerd. Dankt niet iedere joodse man God driemaal daags dat Hij hem als man en niet als vrouw heeft geschapen?

De realiteit is anders. In de joodse literatuur heeft de Jiddische memme een speciale betekenis gekregen. Zij is niet het gedweeë vrouwtje dat eerbiedig tien passen achter haar echtgenoot aanloopt, maar een dominante vrouw, die haar huishouden, haar echtgenoot en kinderen met ijzeren hand bestuurt. Of zoals eens een rabbijn tegen me zei: “Ik ben de baas in de synagoge, maar mijn vrouw is thuis de baas.”

Ontelbaar zijn de grappen (witzen in het Jiddisch) die over dit type Jiddische memmes zijn gemaakt. Een karakteristiek voorbeeld: Twee Jiddische memmes ontmoeten elkaar. Vraagt de een, wijzend op de kinderen van de ander: ‘Hoe oud zijn ze?’ Die antwoordt: ‘De dokter is twee en de advocaat is vier.’

Ook in de Bijbel spelen moeders een belangrijke rol. Positief zoals Jocheved, die Mozes het leven redde of Hanna, die Samuel aan God wijdde en natuurlijk Mirjam, de moeder van de Messias. Minder positief handelde Rebekka die Jakob opzette om zijn vader te bedriegen. En Israël en wij allen mogen op God vertrouwen, zoals een gespeend kind bij zijn moeder (Ps. 131:2).

Dit artikel is afkomstig uit het maandblad Hadderech van oktober 2025